ECLI:NL:RBDHA:2024:11580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/09/667680 / JE RK 24-1069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2024 een beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom heeft verzocht om deze machtiging, omdat de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft eerder op 11 juni 2024 al een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke opname in een gesloten accommodatie, die van 11 juni tot 24 juni 2024 duurde. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juni 2024 waren de minderjarige, zijn ouders, en vertegenwoordigers van het college aanwezig. De ouders hebben ingestemd met de gesloten jeugdhulp, terwijl de minderjarige zelf twijfels heeft over het verblijf in een gesloten groep.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al veel hulpverlening is ingezet, maar dat deze niet heeft geleid tot voldoende positieve veranderingen in het gedrag van [minderjarige]. Hij vertoont verbaal en fysiek agressief gedrag, wat de veiligheid van hemzelf en anderen in gevaar brengt. De kinderrechter oordeelt dat een gesloten accommodatie noodzakelijk is om de minderjarige de structuur en begeleiding te bieden die hij nodig heeft. De machtiging is verleend voor een periode van drie maanden, van 18 juni tot 18 september 2024, met de hoop dat [minderjarige] binnen deze periode kan werken aan zijn emotieregulatie en dat er een duidelijk plan met doelen wordt opgesteld voor zijn verdere ontwikkeling.

De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is om na de gesloten periode te onderzoeken wat de beste vervolgplek voor [minderjarige] is, aangezien een langdurige gesloten plaatsing niet in zijn belang lijkt. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/667680 / JE RK 24-1069
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom ,
hierna te noemen: het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Gravesteijn te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] ,

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij de beschikking van 11 juni 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 11 juni 2024 tot 24 juni 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 11 juni 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 14 juni 2024.
1.3.
Op 21 juni 2024 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de ouders;
  • [naam 1] , namens het college;
  • [naam 2] , pedagogisch medewerker van Schakenbosch.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover - in bijzijn van zijn advocaat - een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met goedvinden van [minderjarige] samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep in Schakenbosch.
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van
11 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken en aansluitend voor de duur drie maanden.
3.2.
Het college motiveert het verzoek als volgt. [minderjarige] heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis en op dit moment zijn Werners Coaching en FAST de Waag betrokken. Ondanks de intensieve hulpverlening is de situatie thuis opnieuw geëscaleerd. [minderjarige] laat veel verbale en fysieke agressie zien. Hierbij heeft [minderjarige] zijn moeder geslagen en zijn vader heeft hem meerdere malen moeten vasthouden om te voorkomen dat hij de moeder aanviel. De ouders hebben al meerdere keren 112 moeten bellen en de situatie werd met de dag onveiliger. Het lukte de ouders niet meer om te de-escaleren. Daarom is [minderjarige] op 3 juni jl. op een crisisplek geplaatst. Ook hier vond verbale en fysieke agressie plaats: [minderjarige] heeft al zijn spullen kapot gemaakt en zijn handen tot bloedens toe tegen de muur geslagen. De agressie lijkt voort te komen uit overvraging en overprikkeling en te ontstaan als [minderjarige] niet krijgt wat hij wil of als het niet gaat zoals hij wil. De crisisgroep heeft aangegeven dat zij de veiligheid van [minderjarige] en de andere kinderen niet kunnen waarborgen. [minderjarige] heeft 1-op-1-begeleiding nodig en dit kon op de crisisgroep niet worden geboden. [minderjarige] heeft een beschermde omgeving nodig met duidelijke kaders, structuur, grenzen, van waaruit hij niet kan weglopen en waar hem beperkingen in zijn telefoongebruik worden opgelegd. Een kleine groep met een aanpak specifiek gericht op autisme zou een goede plek voor hem kunnen zijn.
3.3.
Ter zitting heeft het college nog toegelicht dat het belangrijk is dat [minderjarige] de juiste behandeling ontvangt om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen richting volwassenheid. [minderjarige] heeft intensieve behandeling nodig en het blijkt moeilijk om een instantie te vinden die de specifieke hulp kan bieden die [minderjarige] nodig heeft, mede gezien zijn persoonlijke problematiek. Het is belangrijk dat er gewerkt wordt aan zijn problemen met emotieregulatie en dat er daarna, wanneer hij meer rust en ruimte heeft in zijn hoofd, kan worden gekeken hoe [minderjarige] het beste kan omgaan met zijn autisme. Het college is van mening dat Schakenbosch de benodigde hulp kan bieden. Daarnaast is het belangrijk dat er psycho-educatie wordt ingezet om te voorkomen dat [minderjarige] voortdurend faalervaringen opdoet.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is naar voren gebracht dat hij niet op een gesloten groep wil verblijven. [minderjarige] moet iets omhanden hebben en heeft vrijheid nodig om zich te bewegen. [minderjarige] begrijpt wel dat hij moet werken aan zijn zelfbeheersing en dat dit zonder hulp niet lukt. Hij merkt het niet wanneer hij zijn zelfbeheersing verliest en kan zich hier achteraf niks meer van herinneren. De advocaat brengt naar voren dat, gezien de zorgen en de onveilige situatie die is ontstaan in de thuissituatie, er iets moet gebeuren en dat een gesloten machtiging hierbij kan helpen. De machtiging moet echter niet voor langer dan drie maanden worden afgegeven. In de komende periode moet een plan wordt opgesteld met heldere doelen, zodat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] .
4.2.
De ouders stemmen in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De moeder brengt naar voren dat zij natuurlijk het liefst had gezien dat een gesloten machtiging niet nodig zou zijn geweest, maar zij hoopt dat [minderjarige] bij Schakenbosch de juiste hulp krijgt zodat hij zich positief kan gaan ontwikkelen. Daarnaast is belangrijk dat ook de ouders hulp krijgen. In het vrijwillig kader trekt [minderjarige] zich terug als de hulp te dichtbij komt en daarom is het van belang dat de hulp in het gedwongen kader wordt ingezet zodat [minderjarige] zich daar niet aan kan onttrekken. De moeder benadrukt dat een goede en open communicatie tussen alle partijen van belang is. De vader sluit zich hierbij aan en hoopt dat [minderjarige] de zorg krijgt die hij nodig heeft zodat het straks weer goed gaat thuis.
4.3.
Desgevraagd geeft de pedagogisch medewerker aan dat het van belang is dat [minderjarige] een dagritme heeft. Zijn hoofd zit zo vol dat hij soms bepaalde stappen mist die hij nodig heeft. Daarom is met hem afgesproken dat per dag gekeken wordt wat zijn doelen zijn. Daarbij is het belangrijk dat gekeken wordt wat voor [minderjarige] haalbaar is, nu en in de toekomst.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken blijkt dat het verzoek tot machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouders. Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid, onder c, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor een periode van drie maanden. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn al langere tijd zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] kampt met persoonlijke problematiek waardoor hij verbaal en fysiek agressief gedrag vertoont. Door het gedrag van [minderjarige] kan zowel in de thuissituatie als in een open setting zijn veiligheid en die van anderen om hem heen niet worden gewaarborgd. Er is in vrijwillig kader al veel hulpverlening ingezet, maar dit heeft tot op heden nog niet tot (voldoende) positieve verandering geleid. De kinderrechter vindt het daarom nodig dat [minderjarige] de komende periode binnen een gesloten setting gaat verblijven zodat hij kan profiteren van de structuur en kaders die hem daar worden geboden en dat hij van daaruit gaat werken aan zijn emotieregulatie. Voor een succesvolle thuisplaatsing is namelijk nodig dat de boosheid en agressie van [minderjarige] afnemen. Daarnaast is het belangrijk dat [minderjarige] ondersteund wordt waar het gaat om het omgaan met zijn autisme. Om de periode binnen de geslotenheid optimaal te kunnen benutten en zodat [minderjarige] , die gelet op zijn autisme een meer dan gemiddelde behoefte aan duidelijkheid heeft, weet waar hij aan toe is, moet een duidelijk plan met heldere doelen worden opgesteld. Ten slotte moet onderzocht wordt wat na ommekomst van deze periode van drie maanden de beste plek is voor [minderjarige] , omdat een lange(re) gesloten plaatsing niet in het belang van [minderjarige] lijkt te zijn. De kinderrechter spreekt tot slot de hoop uit dat [minderjarige] binnen de kaders van de geslotenheid de rust krijgt die hij nodig heeft om aan zijn doelen te gaan werken en dat ook de ouders tot rust zullen kunnen komen na alles wat er de afgelopen maanden gebeurd is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 juni 2024 tot 18 september 2024;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024 door
mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier,
en op schrift gesteld op 10 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.