ECLI:NL:RBDHA:2024:11672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.10599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 7 februari 2024 was genomen. In dit besluit werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser eindigde, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken, maar eiser had zijn beroep pas op 8 maart 2024 ingediend, wat buiten deze termijn viel. De rechtbank overwoog dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. Eiser had aangevoerd dat prejudiciële vragen waren gesteld aan het Europees Hof van Justitie, maar de rechtbank vond dit geen reden om de termijnoverschrijding niet aan eiser toe te rekenen.

De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende op de hoogte was van de termijn voor het indienen van beroep en dat zijn argumenten over het loyaliteitsbeginsel en de beroepstermijn van zes weken niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10599

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Hierin is meegedeeld dat eisers tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw [2] bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken. Eiser heeft het beroep echter pas op 8 maart 2024 en daarmee buiten de termijn van vier weken ingediend.
3. Niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Met andere woorden: beoordeeld moet worden of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit staat in artikel 6:11 van de Awb. Er zijn in dit geval geen redenen aanwezig om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4. Eiser heeft in dat verband aangevoerd dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Als de gestelde vragen bevestigend worden beantwoord volgt daaruit mogelijkerwijs dat verweerder geen bevoegdheid had om het verblijfsrecht van eiser te beëindigen. Eiser beroept zich daarnaast op het loyaliteitsbeginsel en meent dat daaruit voortvloeit dat aan hem niet kan worden tegengeworpen dat hij te laat beroep heeft ingesteld. Tot slot stelt eiser dat de Awb een beroepstermijn van zes weken kent. Verweerder was volgens eiser niet bevoegd om een beëindigingsbesluit te nemen. Het bestreden besluit valt dan ook niet onder het vreemdelingenrecht, en daarom zou de beroepstermijn van zes weken moeten gelden. In dat geval was het beroepschrift tijdig ingediend.
5. Anders dan eiser, ziet de rechtbank geen redenen om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De omstandigheid dat door de Afdeling in de zaak van een andere vreemdeling prejudiciële vragen zijn gesteld leidt er niet toe dat de overschrijding van de beroepstermijn niet aan eiser kan worden toegerekend. Immers niet valt in te zien waarom van eiser niet zou mogen worden verwacht om zich op tijd tot de rechtbank te wenden als hij het niet eens is met een aan hem bekend gemaakt besluit. Het voorgaande geldt ook voor het beroep van eiser op het Unierechtelijk loyaliteitsbeginsel.
6. Verder blijkt uit het bestreden besluit voldoende duidelijk dat eiser binnen vier weken na de datum van het besluit beroep kon instellen bij de rechtbank. Deze termijn is gebaseerd op artikel 69, eerste lid, van de Vw waarin is bepaald dat deze termijn in afwijking is van het bepaalde in artikel 6:7 van de Awb. Eisers stelling dat de geboden beroepstermijn onjuist is, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.