ECLI:NL:RBDHA:2024:11676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne en niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser eindigde. Eiser had het beroep echter pas op 11 april 2024 ingediend, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van vier weken was. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroep zonder zitting worden afgehandeld als er sprake is van een kennelijke uitkomst. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet tijdig had gereageerd op het besluit van de minister. De rechtbank benadrukte dat de inhoud van het bestreden besluit voldoende duidelijk was en dat eiser geen bewijs had geleverd dat zijn tijdelijke bescherming niet eindigde. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Hierin is meegedeeld dat eisers tijdelijke bescherming zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG eindigt.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Er kan op een beroep worden beslist zonder een zitting te houden als sprake is van een kennelijke uitkomst. Dit staat in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor gelet op het volgende.
2. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw [2] bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken. Eiser heeft het beroep echter pas op 11 april 2024 en daarmee (ruimschoots) buiten de termijn van vier weken ingediend.
3. Niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Met andere woorden: beoordeeld moet worden of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit staat in artikel 6:11 van de Awb. Er zijn in dit geval geen redenen aanwezig om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4. De stelling van eiser dat er door de communicatie van verweerder onduidelijkheid is
gecreëerd, is daarvoor onvoldoende. Uit het bestreden besluit als zodanig blijkt namelijk
voldoende duidelijk dat eisers tijdelijke bescherming volgens verweerder eindigt. Het valt
dan ook niet in te zien waarom eiser vanwege de inhoud van het bestreden besluit niet tijdig
beroep zou hebben kunnen instellen. Verder heeft eiser geen stukken van verweerder
overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zijn tijdelijke bescherming volgens
verweerder niet eindigt.
5. Voor zover eiser stelt dat het terugkeerbesluit dient te worden opgeheven en zijn verblijfsrecht op grond van de tijdelijke bescherming dient te worden voortgezet, geldt dat dit geen verschoonbare reden vormt voor het te laat indienen van het beroepschrift. Dat eiser verweerder inmiddels heeft verzocht om het terugkeerbesluit op te heffen, leidt er ook niet toe dat de overschrijding van de beroepstermijn niet aan eiser kan worden toegerekend.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.