ECLI:NL:RBDHA:2024:11734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Jemenitische nationaliteit, op 24 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser is op 7 december 2023 toegelaten tot de nationale procedure. Op 26 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 10 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

In dit geval is de ingebrekestelling van 26 maart 2024 prematuur ingediend, aangezien de beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag op 7 juni 2024 eindigt. De rechtbank merkt op dat de minister met de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 de beslistermijn voor asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden heeft verlengd. Hierdoor is de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet geëindigd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15690

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Jemenitische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 7 december 2023 is eiser toegelaten tot de nationale procedure.
Bij brief van 26 maart 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag.
Op 10 april 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 24 januari 2023. Op 7 december 2023 is eiser toegelaten tot de nationale procedure. Gelet op het bepaalde in artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, zou de beslistermijn van zes maanden in het geval van eiser op 7 juni 2024 eindigen. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 26 maart 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de minister met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden heeft verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank acht de verlenging van de beslistermijn daarom rechtsgeldig. Dit betekent in onderhavige zaak dat de beslistermijn om op de aanvraag van eiser te beslissen nog niet is geëindigd.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.