In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 13 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De ontvangst van deze aanvraag is bevestigd door de minister van Asiel en Migratie op 27 juni 2023. Eiseres heeft de minister op 13 december 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 26 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend in deze procedure.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres verzocht heeft om vrijstelling van het griffierecht, wat is toegewezen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn voor de minister op het moment van indienen van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Hierdoor voldeed het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.