ECLI:NL:RBDHA:2024:11756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
NL24.22597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van kennelijke ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep samen met een andere zaak en constateert dat de eiser niet op de zitting is verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde en de voogd van Nidos wel aanwezig waren.

De rechtbank onderzoekt de gronden van het beroep en concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig zijn. De eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervindt na het verlies van de vissersboot van zijn vader, maar de rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van de eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet onterecht ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat de minister ook rekening heeft gehouden met eerdere asielaanvragen van de eiser in Spanje en Duitsland, die zijn afgewezen.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Marokko, dat wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22597

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. F.S. Schoot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 22 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep samen met NL24.22598 op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser, de gemachtigde van eiser en de voogd van Nidos zijn met voorafgaande kennisgeving niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag - samengevat - het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat er onbekende mannen bij hem en zijn vader op de vissersboot kwamen, zij hebben de vader van eiser overboord gegooid. Voor zover eiser weet is zijn vader hierbij overleden. Eiser is er vervolgens in geslaagd om Spanje te bereiken en heeft gehoord dat zijn moeder is benaderd. Hierbij is aangegeven dat eiser de gevangenis in moet en/of veel geld moet betalen vanwege het verlies van de vissersboot.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen naar aanleiding van het verlies van de vissersboot.
De minister acht de verklaringen van eiser over het relevante element identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Hierbij is van belang dat eiser in verschillende landen verschillende namen en geboortedata heeft gegeven. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser zowel door de minister als door de AVIM als evident minderjarig is geschouwd, daarom wordt zijn minderjarige leeftijd aangehouden. Omdat eiser in andere landen andere gegevens heeft opgegeven, stelt de minister wel dat niet zonder meer van eisers verklaringen kan worden uitgegaan, dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers stellingen over zijn asielmotieven. Ook is gebleken dat eiser – ondanks zijn eigen verklaringen hierover – asiel heeft aangevraagd in Spanje en dat deze aanvraag is afgewezen. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet de minister uitgaan van de juistheid van de Spaanse asielprocedure. Omdat de Spaanse autoriteiten reden hebben gezien om de asielaanvraag van eiser af te wijzen, doet ook dat afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers stelling over zijn asielmotieven.
De minister acht verder het relevante element problemen naar aanleiding van het verlies van de vissersboot niet geloofwaardig. De geloofwaardigheid van eisers identiteit, nationaliteit en herkomst zijn vervolgens onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De minister betrekt hierbij dat eiser afkomstig is uit Marokko dat is aangemerkt als een veilig land van herkomst. [1] Uit eisers verklaringen blijkt niet dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is. Evenmin is gebleken dat eiser zich in voorkomende gevallen niet tot de Marokkaanse autoriteiten kan wenden voor bescherming.
Acht de minister de problemen naar aanleiding van het verlies van de vissersboot ten onrechte ongeloofwaardig?
De minister werpt verschillende namen en geboortedata tegen, de argumenten over eisers asielaanvraag in Spanje worden niet gevolgd
4. Eiser betoogt dat de minister de problemen naar aanleiding van het verlies van de vissersboot ten onrechte ongeloofwaardig acht. De minister werpt ten onrechte tegen dat eiser in andere landen (Spanje, Duitsland) andere gegevens heeft doorgegeven dan hier in Nederland. Zoals uit het dossier blijkt is eiser één keer in Spanje geregistreerd en twee keer in Duitsland. Het kan eiser niet worden tegengeworpen dat in Spanje een andere naam en geboortedatum zijn geregistreerd omdat de oom van eiser hiervoor verantwoordelijk was. De oom van eiser wilde namelijk dat eiser bij hem verbleef, daarom heeft zijn oom een leeftijd opgegeven waardoor het zou lijken dat eiser meerderjarig zou zijn. Eiser kan zich niet herinneren dat hij door de Spaanse autoriteiten is gehoord en dat hij een afwijzende beslissing heeft gekregen. Eiser is maar één keer door de Duitse autoriteiten aangehouden en zijn vingerafdrukken zijn afgenomen. Eiser heeft toen dezelfde naam en geboortedatum opgegeven als hier in Nederland. Daarom kan de minister niet vaststellen dat het verschil in namen en geboortedata op voorhand al afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielmotieven. Wat betreft de verschillende geboortedata in Duitsland, moet dit aan een fout van de Duitse autoriteiten te wijten zijn.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eisers stelling over de verschillen in namen en geboortedata niet aannemelijk is, omdat eisers biometrische gegevens in Spanje en Duitsland – in zijn aanwezigheid – zijn geregistreerd. De minister heeft namelijk toegang tot Eurodac waarin staat geregistreerd dat eiser gebruik heeft gemaakt van meerdere aliassen. Eiser stelt weliswaar – niet nader onderbouwd – dat zijn oom verantwoordelijk was voor zijn registratie in Spanje, dit leidt alleen niet tot een ander oordeel. Eiser wordt namelijk niet gevolgd in zijn betoog dat zijn oom zijn verblijf in Spanje heeft geregeld, omdat eiser heeft verklaard dat zijn vingerafdrukken in Spanje geregistreerd zijn en dat hij in Spanje de geboortedatum [geboortedatum] 2008 heeft opgegeven. [2] Deze stellingen/verklaringen kloppen niet met de eerdere stelling dat eisers oom in Spanje een meerderjarige leeftijd voor eiser heeft opgegeven.
4.2.
Daarnaast zijn de lidstaten op grond van de Dublinverordening verplicht om bij een illegale inreis of een asielaanvraag vingerafdrukken af te nemen. De minister stelt zich in redelijkheid op het standpunt dat eiser bekend moet zijn met de gedane asielaanvraag in Spanje. Gelet op het feit dat deze aanvraag is afgewezen moet eiser namelijk eerst gehoord zijn over zijn asielmotieven. Daarna hebben de Spaanse autoriteiten een afwijzende beslissing genomen. Dat eiser een asielaanvraag in Spanje heeft ingediend en dat deze is afgewezen blijkt ook uit het onderzoeksresultaat van de Spaanse autoriteiten van 12 september 2023. Eisers stelling dat hij niet afweet van een asielaanvraag in Spanje en de daaropvolgende beslissing van de autoriteiten, wordt gelet op het bovenstaande niet gevolgd. Dat eiser de asielaanvraag pas in 2021 heeft ingediend, dus voorafgaand aan de gestelde problemen, doet hier niet aan af, omdat het niet verklaart waarom hij zich van andere identiteitsgegevens in Spanje bedient. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn betoog dat de registratie van verschillende geboortedata in Duitsland een fout van de Duitse autoriteiten is. Eiser heeft dit namelijk niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister van de registraties van Duitsland uitgaan. Dit betoog en de beroepsgrond slaagt niet.
Eiser heeft zijn asielmotieven niet met documenten onderbouwd en het is niet aannemelijk gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd
5. Eiser betoogt dat de minister hem onterecht tegenwerpt dat hij niet eerder tijdens zijn verblijf in Nederland heeft geprobeerd om documenten te verkrijgen ter onderbouwing van zijn asielrelaas, dit vanwege zijn leeftijd en ontwikkeling. Eiser zal zich inspannen om bewijsstukken (alsnog) te verkrijgen. Gelet op het feit dat eiser te maken heeft met strafrechtelijke vervolging, valt hij onder één van de uitzonderingssituaties en kan Marokko ten aanzien van hem niet worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser begrijpt dat documenten ter onderbouwing van dit punt van belang zijn en spant zich in om deze documenten te verkrijgen. Als deze documenten er zijn blijkt (hieruit) dat eiser geen bescherming kan inroepen van de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft geen reden om aan de informatie van zijn moeder te twijfelen. Bij terugkeer naar Marokko loopt eiser een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld. Eiser heeft dit betoog niet onderbouwd met documenten. Ook in beroep zijn geen documenten in het geding gebracht, noch is toegelicht welke pogingen eiser heeft gedaan om aan documenten te komen. De minister gaat er daarom terecht vanuit dat eiser zich sinds zijn vertrek uit Marokko niet heeft ingespannen om documenten te verkrijgen, terwijl de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat er van een strafrechtelijke vervolging en veroordeling documenten beschikbaar zouden moeten zijn. Dat aan eiser een gevangenisstraf van tien jaar is opgelegd is nu slechts gebaseerd op aannames/vermoedens. Hij heeft dit namelijk van zijn moeder vernomen en eiser weet niet of de zaak voor de rechter is gekomen. [3] Ook het feit dat eiser pas na bespreking van het voornemen met zijn voogd van Nidos heeft besloten om te proberen documenten te verkrijgen, maar alsnog niet kan toelichten welke pogingen hij ondernomen heeft, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers betoog dat hij gezocht wordt en naar de gevangenis moet.
De verklaringen van eiser zijn door de minister ten onrechte gekwalificeerd als informatie afkomstig van derden
6. Eiser betoogt dat hoewel de informatie afkomstig van zijn moeder in beginsel gelijk kan worden gesteld met informatie van derden, de minister hier wel een nuance in moet maken. Informatie van eisers moeder moet namelijk eerder als geloofwaardig worden beschouwd dan informatie van een willekeurige derde. Gelet op de moeder-zoon relatie tussen eiser en zijn moeder, is deze informatie geloofwaardig en moet als zodanig worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Aan deze informatie komt meer waarde toe dan enkel van horen zeggen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich in redelijkheid op het standpunt dat eisers verklaringen dat hij gezocht wordt en naar de gevangenis moet, gebaseerd zijn op verklaringen van een derde, namelijk de moeder van eiser. Eisers moeder is inderdaad niet aan te merken als een objectieve derde, het gaat hier om een moeder-zoon relatie, maar de rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat de minister dit heeft miskend. De minister stelt niet ten onrechte dat hij niet bekend is met de belangen van eisers moeder, ook zijn haar verklaringen niet verifieerbaar en van horen zeggen. De verklaringen van eisers moeder zijn namelijk afkomstig van de eigenaresse van de boot. Zodoende zijn de verklaringen van de moeder van eiser onvoldoende om de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen te onderbouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
Werpt de minister terecht tegen dat Marokko voor eiser een veilig land van herkomst is?
De Marokkaanse autoriteiten zullen eiser geen bescherming bieden.
7. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiser geen poging heeft ondernomen om zich tot de Marokkaanse autoriteiten te wenden teneinde bescherming te krijgen voor zijn (gestelde) problemen. Dat hij dit niet heeft gedaan wordt eiser aangerekend. Eisers betoog dat het geen enkele zin had om zich tot de autoriteiten te wenden aangezien er in Marokko niet altijd de wettelijke waarborgen tegen schendingen van rechten en vrijheden worden geboden is op geen enkele wijze nader onderbouwd. Van eiser mag worden verwacht dat hij de mogelijkheden in zijn land uitput, voordat hij zich tot een ander land wendt met het verzoek om internationale bescherming. Zoals ook in overweging 3.1. is weergegeven wordt Marokko aangemerkt als veilig land van herkomst.
Er gelden een aantal uitzonderingsgebieden en/of uitzonderingsgroepen. [4] Waaronder een uitzondering voor personen die met strafrechtelijke vervolging te maken krijgen. Het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden binnen het systeem van rechtsmiddelen in Marokko in hun individuele geval niet kunnen worden geboden. Eiser is er niet in geslaagd om dit aannemelijk te maken, omdat hij in de eerste plaats de strafrechtelijke vervolging niet met documenten heeft onderbouwd en niet aannemelijk heeft gemaakt. Omdat eiser niet onder de uitzonderingscategorie valt, kan niet worden gesteld dat eiser bij terugkeer naar Marokko een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de kennelijk ongegrond verklaring van eisers asielaanvraag standhoudt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 36 en 37 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn).
2.Pagina 9 van het aanmeldgehoor.
3.Pagina 11 van het nader gehoor.
4.Herbeoordeling veilig landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië van 8 juni 2023.