ECLI:NL:RBDHA:2024:11756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van kennelijke ongegrondheid en veilig land van herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep samen met een andere zaak en constateert dat de eiser niet op de zitting is verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde en de voogd van Nidos wel aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt de gronden van het beroep en concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig zijn. De eiser heeft verklaard dat hij problemen ondervindt na het verlies van de vissersboot van zijn vader, maar de rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van de eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet onterecht ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat de minister ook rekening heeft gehouden met eerdere asielaanvragen van de eiser in Spanje en Duitsland, die zijn afgewezen.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Marokko, dat wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.