Eiser heeft op 22 november 2017 voor zijn echtgenote, [naam 1]
een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis aangevraagd. Bij de beoordeling van deze aanvraag is gebleken dat zijn echtgenote staat gesignaleerd in SIS-II (Schengen Informatie Systeem). Deze signalering is ingevoerd door Noorwegen; de reden voor de signalering is dat zijn echtgenote 11 jaar illegaal in Noorwegen heeft verbleven en zich heeft onttrokken aan een bevel om Noorwegen te verlaten. Dit illegale verblijf van zijn echtgenote heeft plaatsgevonden van 19 mei 2005 tot 1 november 2016. Bij het besluit van 26 april 2019 heeft verweerder vervolgens de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel ingetrokken, omdat eiser ten tijde van het indienen van de asielaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden. Hieraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat eiser heeft erkend dat hij tijdens zijn asielprocedure heeft nagelaten te vermelden dat zijn echtgenote illegaal in Noorwegen verbleef ten tijde van het door hem gestelde asielrelaas. Eiser heeft tijdens het intrekkingsgehoor, niet met stukken onderbouwd, verklaard dat hij in deze periode een
relatie had met een andere vrouw, genaamd [naam 2] . Toen hij het in zijn relaas had over
zijn echtgenote bedoelde hij [naam 2] en niet zijn echtgenote. De minister acht
deze verklaring niet geloofwaardig. Omdat eiser eerder niet naar waarheid heeft verklaard
over de redenen waarom hij zijn land heeft verlaten, acht verweerder het relaas niet langer
geloofwaardig.
Het door eiser ingestelde beroep tegen dit besluit van 26 april 2019 is bij uitspraak van 14 februari 2020 van deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover relevant, het volgende overwogen:
“Dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn echtgenote staat vast. Het feit
dat de aanwezigheid van zijn echtgenote niet als afzonderlijk relevant element door
verweerder is benoemd, neemt niet weg dat zijn echtgenote in eisers verklaringen over deze
relevante elementen een belangrijke rol speelt. Aan eiser is een asielvergunning verleend op
basis van zijn verklaringen. Als verweerder er destijds van op de hoogte was geweest dat
eiser niet naar de waarheid had verklaard, dan had verweerder op basis hiervan de aanvraag
mogen afwijzen. Wat eiser achteraf heeft verklaard over [naam 2] past niet één op één in
zijn oorspronkelijk afgelegde relaas over zijn echtgenote en in wat eiser daarover nadien
heeft verklaard. Verweerder heeft hierbij mogen wijzen op wat eiser heeft verklaard over
wat bekend was in zijn omgeving over zijn relatie met [naam 2] en hoe zij samenleefden.
Vervolgens ligt de bewijslast bij eiser. Eiser heeft geen documenten overgelegd die als
onderbouwing kunnen gelden voor zijn gestelde partnerrelatie met [naam 2] . Dat eiser in
beroep wederom zijn verklaringen aanpast, hoeft verweerder er niet van te weerhouden om
de geconstateerde tegenstrijdigheid in zijn verklaringen tegen te werpen. De rechtbank
concludeert daarom dat verweerder de verklaringen uit het intrekkingsgehoor
ongeloofwaardig heeft mogen achten waardoor eiser niet aan zijn bewijslast heeft voldaan.”
o Verklaring [naam 3] van 18 juni 2020 met bijlagen
o Verklaring [naam 4] van 10 juni 2020 met bijlagen
o Verklaring [naam 2] van 15 juni 2020 met bijlagen