ECLI:NL:RBDHA:2024:11822
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugvordering van bijstand ongegrond verklaard
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar bijstandsuitkering. Eiseres ontving een bijstandsuitkering vanaf 11 oktober 2019, maar heeft in de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 € 943,07 te veel bijstand ontvangen, omdat zij in die periode ook een Ziektewetuitkering ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 16 september 2022 het recht op bijstand van eiseres ingetrokken, omdat zij vanaf die datum als zelfstandig ondernemer werkzaam was. Hierdoor was het niet meer mogelijk om de te veel betaalde bijstand te verrekenen, wat leidde tot het primaire besluit om € 660,14 aan bijstand terug te vorderen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en het besluit gehandhaafd. Tijdens de zitting op 28 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij niet op de hoogte was van het eerder genomen besluit van 11 april 2022 en dat zij niet de bevoegdheid had om het beroep in te trekken. De rechtbank concludeert hieruit dat eiseres de juistheid van het bestreden besluit onderschrijft en haar gronden daartegen niet langer handhaaft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
De rechtbank beslist dat de terugvordering van de bijstandsuitkering in stand blijft. Eiseres krijgt geen gelijk, wat betekent dat zij het griffierecht niet terugkrijgt en ook geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.