ECLI:NL:RBDHA:2024:11911
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en beroep ongegrond in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit. Eiser, een Turkse nationaliteit hebbende vreemdeling, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hem opdroeg Nederland te verlaten. Eiser stelde dat hij ten onrechte geen langere termijn voor vertrek was verleend en dat er humanitaire redenen waren om van het terugkeerbesluit af te zien. Hij voerde aan dat hij onvoldoende was gehoord en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank overwoog dat eiser ten tijde van het besluit niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat de minister op grond van de Vreemdelingenwet verplicht was een terugkeerbesluit op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gelegenheid had geboden voor eiser om zijn bezwaren naar voren te brengen en dat de stelling van eiser dat hij niet terug kon naar Turkije om economische redenen onvoldoende was. De rechtbank volgde ook de argumentatie van de minister dat er geen schrijnende omstandigheden waren die een uitzondering op het terugkeerbesluit rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat eiser geen aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend en dat het terugkeerbesluit geen beperking vormde op zijn vrijheid van vestiging. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht een vertrektermijn van vier weken had opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.