In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een asielzoeker, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 25 september 2021, waarbij hem een maatregel werd opgelegd op grond van het Reglement onthoudingen en verstrekkingen (ROV). Deze maatregel hield in dat er een bedrag van €12,95 op de financiële toelage van eiser werd ingehouden, omdat hij zich niet aan zijn meldplicht had gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 19 oktober 2021 door verweerder is ingetrokken en dat eiser inmiddels een terugbetaling heeft ontvangen. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en omdat eiser is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, is er ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.