ECLI:NL:RBDHA:2024:11930
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvragen op grond van verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL24.23348 en NL24.23350. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P.H. Hillen, hebben een voorlopige voorziening gevraagd nadat hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling zijn genomen. De minister heeft deze beslissing genomen op basis van de stelling dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de beoordeling van de verzoeken heeft de voorzieningenrechter opgemerkt dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in andere zaken (NL24.23347 en NL24.23349) die verband houden met de asielaanvragen van verzoekers. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op de beroepen, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.