ECLI:NL:RBDHA:2024:1197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL24.2102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken zonder gronden voor onrechtmatigheid

Op 2 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel is op 21 december 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft op 18 januari 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, wat door de rechtbank als een verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. De rechtbank heeft eerder al verschillende beroepen van eiser behandeld met betrekking tot de maatregel van bewaring, waarbij telkens is geoordeeld dat de maatregel rechtmatig was.

Tijdens de zitting op 30 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de verlenging onrechtmatig zouden maken. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst en geen redenen gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de verlenging.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier J. de Graaf, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2102

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Inleiding

1. De staatssecretaris heeft op 2 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 21 december 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
1.1.
Op 18 januari 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank van het voortduren van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 18 juli 2023. [1] Op het eerste (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 6 oktober 2023. [2] Op het tweede (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 12 december 2023. [3] Op het derde (vervolg)beroep is beslist bij uitspraak van 16 januari 2024. [4]
1.3.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen.
3. Het beroep is ongegrond. De verlenging van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de verlenging van de maatregel van bewaring onrechtmatig?
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5] Uit artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet volgt dat hetzelfde geldt voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4.1.
Eiser heeft geen gronden aangevoerd waarom de verlenging onrechtmatig is. De rechtbank toetst de verlenging ook ambtshalve. Zij ziet in de door de staatssecretaris verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6] Er is daarom geen reden voor het oordeel dat de verlenging onrechtmatig zou zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10591.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 6 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16549.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 12 december 2023, zaaknummer NL23.37368 (niet gepubliceerd).
4.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 16 januari 2024, ECLI:NL:RBDH:2024:519
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.