Op 2 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel is op 21 december 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft op 18 januari 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, wat door de rechtbank als een verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. De rechtbank heeft eerder al verschillende beroepen van eiser behandeld met betrekking tot de maatregel van bewaring, waarbij telkens is geoordeeld dat de maatregel rechtmatig was.
Tijdens de zitting op 30 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de verlenging onrechtmatig zouden maken. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst en geen redenen gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de verlenging.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier J. de Graaf, en is openbaar gemaakt.