Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 31 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 30 maart 2023. De minister van Asiel en Migratie heeft op 22 april 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker zijn beroep te vroeg heeft ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 30 april 2024 eindigde, maar deze termijn was verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt, omdat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Daarom heeft de rechtbank het verzoek afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan op 26 juli 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.