ECLI:NL:RBDHA:2024:12005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister ten onrechte heeft geoordeeld dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.P.J.W.M. Govers, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 5 juni 2024. Tijdens de zitting in Breda is de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de minister vertegenwoordigd was door mr. S.H.J. Muijlkens.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister onvoldoende informatie heeft verstrekt aan de eiser over de toepassing van de Dublinverordening. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat de procedure niet correct is gevolgd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.750.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23642
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.

Overwegingen

1. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder onvoldoende toepassing heeft gegeven aan artikel 4 en 5 van de Dublinverordening. [1] Nergens blijkt uit dat aan eiser voldoende schriftelijk en mondeling informatie is gegeven waaruit hij kan opmaken dat de Dublinverordening wordt toegepast. Het is niet essentieel dat een aanmeldgehoor een Dublingehoor heet, maar het dient wel duidelijk te zijn of eiser zich in de Dublinprocedure bevindt en wat hij daarvan vindt. Dit blijkt niet uit het aanmeldgehoor. Uit het aanmeldgehoor blijkt zelfs dat eiser in een ander traject is opgenomen, namelijk dat zijn aanvraag niet-ontvankelijk zou worden verklaard gelet op zijn verblijfsrecht in Polen. Het aanmeldgehoor voldoet dus ook niet aan de normen. .
2. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en het proces-verbaal daarvan is openbaar gemaakt doormiddel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.