ECLI:NL:RBDHA:2024:12020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/666857 / JE RK 24-967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot de meerderjarigheid van de minderjarige. De vader van de minderjarige voerde verweer en stelde dat de jeugdzorg niet effectief was en dat de gecertificeerde instelling niet in staat was om de nodige hulp te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2024, waar de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren, werd de minderjarige ook gehoord. De kinderrechter concludeerde dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd werd, maar dat de verlenging van de ondertoezichtstelling niet het juiste middel was om deze bedreiging weg te nemen. De kinderrechter oordeelde dat de samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling onwerkbaar was en dat de vader voorwaarden stelde die niet haalbaar waren. Hierdoor was het de gecertificeerde instelling niet gelukt om de ondertoezichtstelling effectief uit te voeren. De kinderrechter besloot het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, met de mogelijkheid voor de ouders om in samenwerking met het Sociaal Team de juiste hulp voor de minderjarige te organiseren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/666857 / JE RK 24-967
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het verweer van de vader, ontvangen op 28 mei 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de vader van 3 juni 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de vader van 17 juni 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de vader van 2 juli 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van de moeder van 3 juli 2024;
  • de aanvullende stukken van de gecertificeerde instelling van 8 juli 2024;
  • de op schrift gestelde aantekeningen van het standpunt van de gecertificeerde instelling, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling ;
  • het e-mailbericht met bijlage van de vader van 9 juli, met de aantekeningen van het verweer zoals ter zitting voorgedragen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij haar vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 juli 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, zijnde tot [geboortedag] 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Ondanks verschillende pogingen, met onder meer de inzet van een nieuwe jeugdbeschermer uit een andere regio en een brief vanuit de manager, is het niet gelukt om tot samenwerking te komen met de vader. Bij de vader bleef, zoals hij het zelf benoemt, de woede, wanhoop en frustratie voorop staan en de vader heeft voorwaarden gesteld aan de samenwerking met de gecertificeerde instelling, waar de gecertificeerde instelling niet aan kan voldoen. Daarbij is de nieuwe jeugdbeschermer er ook niet in geslaagd om met [de minderjarige] te spreken. Hierdoor is het niet gelukt om zicht te krijgen op de thuissituatie van [de minderjarige] , een analyse te maken en het gezinspatroon in kaart te brengen om uiteindelijke de juiste hulp te kunnen inzetten. De vader is de ruimte gegeven om met zijn eigen plan van aanpak voor hulp te komen, maar de gecertificeerde instelling heeft geen plan ontvangen. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens een vooraankondiging gestuurd van een schriftelijke aanwijzing en als reactie heeft de vader aangegeven dat hij graag een overleg wil. Op 1 juli 2024 heeft een overleg plaatsgevonden met de vader, de mentor van [de minderjarige] , een medewerker van het sociaal team en met de gedragswetenschapper en jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling. De vader heeft hier duidelijk kenbaar gemaakt dat hij bij een verlenging van de ondertoezichtstelling alles in het werk zal stellen om de uitvoering van de ondertoezichtstelling te frustreren. Nu de vader dit aangeeft en [de minderjarige] zeventien jaar is, dient afgewogen te worden wat in het belang van [de minderjarige] is. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat [de minderjarige] de juiste hulp kan krijgen, zodat zij zich verder kan ontwikkelen. Een ondertoezichtstelling maakt de inzet van juridische middelen mogelijk. Daarentegen heeft de vader ook aangegeven hulp in het vrijwillig kader te accepteren en heeft het vrijwillig kader de plicht om een verzoek tot onderzoek in te dienen als de hulp niet van de grond komt. Daarbij heeft de uitvoering van de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar geen resultaat gehad, wat ook niet in het belang van [de minderjarige] is. Mocht de kinderrechter van oordeel zijn dat alsnog een verlenging nodig is dan verzoekt de gecertificeerde instelling de kinderrechter om een duidelijke opdracht mee te geven en de ondertoezichtstelling ook tussentijds te toetsen. Doordat de verandering van de jeugdbeschermer vanuit een andere regio ook geen invloed heeft gehad, zal bij een eventuele verlenging de ondertoezichtstelling overgenomen worden door een collega in de huidige regio.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader heeft, samengevat en kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Er is sprake van een falend jeugdzorgstelsel dat er nu al ruim tien jaar niet in slaagt om [de minderjarige] te helpen. De gecertificeerde instelling handelt vanuit een tunnelvisie over wat aan de problematiek van [de minderjarige] ten grondslag ligt, slechts gebaseerd op aannames en een verklaring die [de minderjarige] in de mond is gelegd. Het handelen van de gecertificeerde instelling is zeer beschadigend geweest en heeft het vertrouwen van vader in de jeugdzorg volledig vernietigd. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling niet gedaan wat nodig was om dit vertrouwen te herstellen en hebben zij ook geen excuses aangeboden voor het leed dat zij [de minderjarige] en vader hebben aangedaan. [de minderjarige] dient beschermd te worden tegen de gecertificeerde instelling en zolang de gecertificeerde instelling geen afstand doet van haar tunnelvisie, de lasterlijke leugens in het Raadsrapport niet laat rectificeren en dit rapport niet uit het dossier laat verdwijnen, komt er geen enkele jeugdbeschermer meer binnen of in de buurt van [de minderjarige] . De vader zal zich op alle mogelijk manieren tegen de gecertificeerde instelling verzetten als er toch een verlenging uitgesproken wordt. De stress die de tijd met de gecertificeerde instelling heeft opgeleverd is gigantisch. Acht maanden lang heeft [de minderjarige] moeten leven met de existentiële angst dat zij uithuisgeplaatst zal worden. Zij durfde zelfs niet naar school te fietsen. Verschillende getuigen, zoals onder meer de huisarts, de vriendin van de vader, de mentor van [de minderjarige] , de buren zouden kunnen vertellen hoeveel schade de gecertificeerde instelling hen heeft toegebracht. Hoewel er dus sprake is geweest van disfunctioneren van de gecertificeerde instelling, heeft [de minderjarige] de afgelopen periode toch mooie stappen gezet. Er ligt een concreet plan voor het komende jaar, de stageplek is rond en ze heeft de theorie van haar opleiding gehaald. Volgende week staat een afspraak gepland met het Sociaal Team om uit te zoeken wat de beste hulp is in het vrijwillig kader voor [de minderjarige] . Al sinds 2022 vraagt de vader om gespecialiseerde hulp op het gebied van hechting en trauma. Een verlenging van de ondertoezichtstelling zal betekenen dat er weer noodgedwongen een jaar wordt stil gestaan totdat [de minderjarige] meerderjarig is, terwijl alles al klaar ligt om juist – met hulp van de mentor van school, het Sociaal Team en andere betrokkenen – stappen vooruit te zetten. De vader verzoekt dan ook om het verzoek af te wijzen en de vader te bevrijden van de gecertificeerde instelling en daarmee ook het onrecht van de afgelopen jaren een beetje recht te zetten.
4.2.
Bij e-mailbericht van 3 juli 2024 heeft de moeder – kort weergegeven – het volgende kenbaar gemaakt. De ondertoezichtstelling heeft alleen maar stress veroorzaakt en niets ten goede opgeleverd. Desondanks is [de minderjarige] geslaagd voor haar theorie en is zij gemotiveerd om te starten met haar stage. Het is voor de moeder mooi om te zien hoe [de minderjarige] vooruit is gegaan. Daarnaast beseft zij ook dat zij aan haar angsten moet werken en hiervoor is al contact gelegd met het Sociaal Team. Blijvende bemoeienis van de gecertificeerde instelling is dus ook niet nodig en zal alleen maar stress geven. Hierdoor zal ook de start van haar stage en goede behandeling in gevaar kunnen komen. Het is voor de moeder moeilijk om te zien hoeveel stress [de minderjarige] heeft van de gecertificeerde instelling en de moeder denkt dat als zij hiervan vrij is het ook meteen beter met haar zal gaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt [de minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van ingewikkelde problematiek in het gezinssysteem die de loyaliteit van [de minderjarige] belast. Er is een diagnose van hechtingsproblematiek en ADD gesteld. [de minderjarige] is lang niet naar school geweest, zij trok zich terug, er was sprake van een basale angst en een grote verlatingsangst. Hoewel het positief is om te horen dat zij het afgelopen jaar goede stappen heeft gezet met het afronden van haar theorie op school en het vinden van haar stage, blijven er nog steeds zorgen over haar (sociale) ontwikkeling. Deze zorgen zijn met name gelegen in haar angsten en het sociaal isolement waarin zij lijkt te verkeren en daarbij zijn er ook zorgen over haar identiteitsontwikkeling en het sociaal wenselijk gedrag dat [de minderjarige] vertoont.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat het verlengen van de ondertoezichtstelling niet het geëigende middel is om deze ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] weg te nemen. Uit de (veelheid) aan stukken en het besprokene ter zitting is duidelijk geworden dat er een onwerkbare situatie is ontstaan tussen de vader en de gecertificeerde instelling. De vader heeft aan de samenwerking met de gecertificeerde instelling voorwaarden gesteld, waaronder vervanging van de vaste jeugdbeschermers, een rectificatie van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming dat aanleiding is geweest om een ondertoezichtstelling te verzoeken. en het schrijven van een excuusbrief aan [de minderjarige] . In februari 2024 heeft een nieuwe jeugdbeschermer (uit Zeeland) een uitgebreid gesprek met de vader, niet met [de minderjarige] , gehad. Omdat de door de vader gestelde voorwaarden voor de gecertificeerde instelling onoverbrugbaar zijn, heeft de gecertificeerde instelling verder niet de gelegenheid gehad om een eigen inschatting en analyse te maken van de problematiek van [de minderjarige] en te onderzoeken welke hulpverlening [de minderjarige] nodig heeft om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderrechter benadrukt dat de ondertoezichtstelling betekent dat sprake is van een gedwongen kader waarbij aan de jeugdbescherming door de rechtbank een taak is opgelegd. Het is niet aan de vader om aan zijn samenwerking met de jeugdbescherming dergelijke voorwaarden te stellen. Het gevolg van de opstelling van de vader jegens de jeugdbeschermer heeft echter wel tot de feitelijke situatie geleid dat het de gecertificeerde instelling het afgelopen jaar niet is gelukt om daadwerkelijk uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Nu de vader duidelijk heeft gesteld dat hij er in geval van verlenging ook alles aan zal blijven doen om de ondertoezichtstelling te frustreren, maakt dat niet kan worden verwacht dat deze feitelijke situatie in de nabije toekomst nog zal veranderen. Dit betekent dat in geval van verlenging van de ondertoezichtstelling en bij te verwachten schriftelijke aanwijzingen in de thuissituatie van [de minderjarige] de spanningen omtrent de gecertificeerde instelling zullen blijven bestaan. Dit zal onvermijdelijk zijn weerslag hebben op en leiden tot meer stress bij [de minderjarige] . Dit is niet in haar belang. Daar komt bij dat de kinderrechter een vader ziet die weliswaar een sterke eigen visie heeft op de oorzaak van de problematiek van [de minderjarige] , maar ook een enorme betrokkenheid en inzet toont bij [de minderjarige] , de zorgen over haar erkent en bereid is zich in te zetten zodat het beter met haar gaat. Zowel bij [de minderjarige] als de vader wordt een intrinsieke bereidheid en motivatie gezien voor het aangaan van hulp voor [de minderjarige] . De vader onderhoudt goed contact met de mentor van [de minderjarige] en heeft contact gezocht met de huisarts en het Sociaal Team om te komen tot de beste hulp voor [de minderjarige] . De kinderrechter wil de ouders dan ook de mogelijkheid geven om in samenwerking met het Sociaal Team ervoor te zorgen dat [de minderjarige] op korte termijn alsnog de hulp krijgt die zij nodig heeft. De zeer sterke negatieve kwalificaties die de vader geeft aan het handelen van de gecertificeerde instelling onderschrijft de kinderrechter niet en laat zij bij de vader. Het belang van [de minderjarige] staat echter altijd voorop en het belangrijkste is dat zij de juiste hulp gaat ontvangen en zich verder positief kan gaan ontwikkelen. Naar het oordeel van de kinderrechter zal dit naar verwachting op deze manier – door de inzet van hulp in het vrijwillig kader onder regie van de ouders zelf - het snelst worden bereikt. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling om die reden dan ook afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 26 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.