ECLI:NL:RBDHA:2024:12068
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 3 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft eerder in Duitsland asiel aangevraagd en Nederland heeft op 6 februari 2024 de autoriteiten van Duitsland verzocht om eiser terug te nemen, wat op 12 februari 2024 is goedgekeurd.
De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om voorlopige voorziening, op 26 juni 2024 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld, terwijl de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser, dat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor zijn asielaanvraag, niet slaagt. Er zijn geen registraties van een asielaanvraag in Zwitserland en de minister mag uitgaan van de gegevens uit Eurodac.
Eiser heeft ook betoogd dat de omstandigheden in Duitsland onacceptabel zijn en dat hij gevaar loopt vanwege zijn bekering tot het christendom. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Duitsland een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.