Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 1] en [naam 2] ,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Wat vindt eiser in beroep?
Eiser stelt dat de identiteit en daarmee de Nederlandse nationaliteit van zijn minderjarige zonen voldoende is aangetoond. De bewijsmaatstaf die verweerder aanhoudt is onredelijk en onuitvoerbaar. Niet alleen uit de paspoorten en geboorteaktes volgt hun identiteit, maar ook uit de Turkse verblijfsvergunningen die zijn voorzien van dezelfde persoonsgegevens. Ook volgt uit de namens eiser uitgevoerd DNA-onderzoeken van 17 juli 2023 dat beide zonen zo goed als zeker nakomeling zijn van eiser en zijn echtgenote. Dat de aanvragen niet in behandeling worden genomen is bovendien in strijd met artikel 3 en 8 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Ook is ten onrechte het horen in de bezwaarfase achterwege gelaten.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2024.