ECLI:NL:RBDHA:2024:12088
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Uitspraak op verzet tegen afwijzing verblijfsdocument aanvraag
In deze uitspraak op het verzet van de opposante, gedaan op 19 juli 2024, beoordeelt de rechtbank Den Haag de eerdere uitspraak van 2 juli 2024, waarin het beroep van de opposante ongegrond werd verklaard. De opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde I. Özkara, had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelt dat het verzet ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de opposante niet om een zitting heeft verzocht en dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, wat toegestaan is wanneer de uitkomst buiten redelijke twijfel staat.
De rechtbank concludeert dat de gronden van het verzet in wezen een herhaling zijn van de argumenten die eerder zijn aangevoerd in de beroepsprocedure van 15 maart 2024. De rechtbank merkt op dat de opposante in haar verzet geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die aanleiding geven om aan de uitkomst van de eerdere uitspraak te twijfelen. De rechtbank wijst erop dat de opposante in eerdere procedures vergelijkbare feiten en omstandigheden heeft ingediend, en dat het verzet in feite een verkapt hoger beroep is, wat niet de bedoeling is van de verzetprocedure.
De rechtbank besluit dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van 2 juli 2024 in stand blijft. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt en is gedaan door rechter A.S. Gaastra, in aanwezigheid van griffier R.P.H. Evers.