ECLI:NL:RBDHA:2024:1211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en leeftijdsregistratie van Eritrese vreemdeling

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser, een Eritrese vreemdeling, tegen de geboortedatum zoals geregistreerd in Italië beoordeeld. Eiser heeft een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de geboortedatum van eiser vastgesteld op [geboortedatum] 1999, terwijl eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum] 2003. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 6 december 2022 geoordeeld dat er twijfels bestaan over de leeftijdsregistratie in Italië en heeft de staatssecretaris opgedragen nader onderzoek te doen. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 heeft de staatssecretaris erkend dat de Italiaanse autoriteiten niet op alle vragen hebben geantwoord en dat er geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de leeftijdsregistratie en dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen zes weken de gebreken te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22455
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. B.G. Smouter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de in het inwilligende besluit genoemde geboortedatum van [geboortedatum] 1999. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2003. Hij heeft op 6 november 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 10 juli 2023 de aanvraag van eiser ingewilligd en aan hem een verblijfsvergunning asiel verleend met ingang van 6 november 2020, geldig tot 6 november 2025. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen uitgenodigd voor een nadere zitting. Deze zitting heeft op 18 januari 2024 plaatsgevonden. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser en mr. K. Jansen als gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris heeft mogen uitgaan van de geboortedatum [geboortedatum] 1999. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procedureverloop en inwilliging
3. Eiser heeft op 6 november 2020 een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Hierop volgde een besluit van de staatssecretaris waarin de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling hiervan. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats op 27 augustus 2021 ongegrond verklaard. [2] Eiser is vervolgens opgenomen in de nationale procedure.
De staatssecretaris heeft de aanvraag op 24 januari 2022 ingewilligd. De staatssecretaris is ten aanzien van de geboortedatum van eiser uitgegaan van één van de leeftijdsregistraties in Italië en hanteert daarom als geboortedatum [geboortedatum] 1999. Deze rechtbank - zittingsplaats ’s-Hertogenbosch - heeft op 6 december 2022 het tegen het besluit van 24 januari 2022 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd voor zover de staatssecretaris daarbij is uitgegaan van de geboortedatum van eiser van [geboortedatum] 1999 en de staatssecretaris opgedragen om op dit punt een nieuw besluit te nemen. [3] Vervolgens heeft de staatssecretaris het bestreden besluit van 10 juli 2023 genomen, waarbij wederom is uitgegaan van de geboortedatum van [geboortedatum] 1999.
Wat beoordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de staatssecretaris met het bestreden besluit van 10 juli 2023 voldoende invulling heeft gegeven aan de onderzoeksopdracht zoals opgedragen in de rechterlijke uitspraak van 6 december 2022. Eiser stelt namelijk dat dit niet het geval is.
De uitspraak van 6 december 2022
5. Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch heeft geoordeeld dat eiser voldoende aanknopingspunten heeft ingebracht om te twijfelen aan de leeftijdsregistraties die door de Italiaanse autoriteiten zijn opgenomen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt:
“27. De rechtbank overweegt dat eiser over de registratie in Italië heeft verklaard dat hij
bij de registratie bij aankomst geen tolk in zijn taal had gekregen, maar een tolk Arabisch. Hij kon deze tolk niet verstaan. Verweerder heeft deze stelling van eiser niet uitdrukkelijk
betwist. Bovendien vindt deze stelling steun in het door eiser aangehaalde rapport van de
ACVZ. Op pagina 54 van dit rapport wordt uitdrukkelijk ingegaan op het probleem dat
regelmatig geen gekwalificeerde tolken in de betreffende taal aanwezig zijn in Italië.
Verweerder heeft geen stukken ingebracht die wijzen op het tegendeel. Meer in het
algemeen heeft eiser onderbouwd verwezen naar de door hem gestelde onzorgvuldige wijze
van leeftijdsregistratie in Italië, door te verwijzen naar het genoemde arrest Darboe van het
EHRM alsmede het rapport van het ACVZ, terwijl verweerder geen nadere algemene
informatie heeft ingebracht waaruit evident andere conclusies kunnen worden getrokken.
Ook heeft eiser verwezen naar de jurisprudentie van de Afdeling over nareiszaken van
Eritrese vreemdelingen. Daaruit volgt dat het voor minderjarige vreemdelingen uit Eritrea
(erg) moeilijk is om aan identificerende documenten te komen zoals geboorteaktes,
schoolpassen en identiteitskaarten. Verweerder heeft ter zitting bovendien erkend dat
identificerende documenten voor Eritreeërs (erg) moeilijk of niet te verkrijgen zijn. Eiser
heeft dan ook terecht aangevoerd dat niet goed valt in te zien welke identificerende
documenten hij nog zou kunnen inbrengen om aannemelijk te maken dat de
leeftijdsregistratie in Italië niet klopt.
28. Daarnaast valt niet in te zien waarom verweerder geen nader onderzoek heeft
verricht naar de (wijze van vaststelling) van de in Italië gedane leeftijdsregistratie. Voor dat
onderzoek bestond immers aanleiding. In Italië zijn twee geboortedata van eiser
geregistreerd, te weten [geboortedatum] 1999 en [geboortedatum] 2001. Verweerder heeft bij zijn
onderzoeksvraag op grond van artikel 34 van de Dublinverordening uitgebreide vragen
gesteld over onder meer de wijze van totstandkoming van de registraties en of daarbij
documenten zijn gebruikt (zie rechtsoverweging 5). De Italiaanse autoriteiten hebben
tweemaal summier gereageerd (zie rechtsoverweging 6 en 8) en onvolledig antwoord
gegeven. Alleen al uit de door verweerder zelf gestelde vragen kan worden afgeleid dat hij
deze informatie van belang vond in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het
besluit. Het valt daarom niet in te zien waarom verweerder geen nader onderzoek heeft
verricht toen deze informatie van de autoriteiten uitbleef, te meer nu de Italiaanse
autoriteiten in hun reacties wel een opening hebben geboden om nadere informatie uit
dossier. Daarbij komt dat uit verweerders eigen Werkinstructie 2018/19 volgt dat
verweerder in dit soort gevallen zal moeten achterhalen welke geboortedatum in de
betreffende lidstaat wordt aangehouden (pag. 4)
29. Onder deze omstandigheden heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank
voldoende aanknopingspunten voor twijfel ingebracht, waardoor op verweerder de
verplichting rustte om nader onderzoek te doen naar de (wijze van) leeftijdsregistratie in
Italië. Door dit na te laten heeft verweerder zijn besluit onzorgvuldig voorbereid. Eisers
beroepsgrond slaagt.”
5.1.
De rechtbank constateert dat tegen de uitspraak van 6 december 2022 geen hoger beroep is ingesteld, zodat deze uitspraak in rechte is komen vast te staan. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [4] , heeft het niet instellen van hoger beroep tegen een uitspraak tot gevolg dat door de rechtbank moet worden uitgegaan van de in deze uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven rechtsoordelen bij de toetsing van het besluit. Er is niet gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat het niet instellen van hoger beroep niet aan de staatssecretaris kan worden tegengeworpen. De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 27, 28 en 29 een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven rechtsoordeel gegeven. Dit rechtsoordeel houdt in dat eiser voldoende aanknopingspunten voor twijfel omtrent de leeftijdsregistraties in Italië naar voren heeft gebracht. Hierdoor rustte op de staatssecretaris de verplichting om nader onderzoek te doen naar de leeftijd van eiser en de wijze van de leeftijdsregistratie in Italië. Door dit na te laten was er sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit.
Het nader onderzoek van de staatssecretaris
6. De staatssecretaris heeft op 2 juni 2023 navraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten waarbij de volgende vragen zijn gesteld:
‘ Could you inform me which personal details were registered in Italy for the person concerned? In case of multiple registrations, which personal details are leading? How were these personal details substantiated? Did the person concerned submit any documents in Italy? Did an age testing take place? Note: in case the person is registered in Italy with different dates of birth could you specify which date of birth is leading in Italy and on which grounds this date of birth is substantiated (e.g. statements, documents and/or medical age assessment)? Are there any family members, relatives or siblings present in Italy? How did you communicate with the person concerned when he registered himself (with his date of birth) at the Italian authorities? Did you use a translator? If so, which language used the translator? Did you give the person concerned the opportunity to check and, if necessary, amend the determination of his personal data (date of birth)? If applicable, could you please send me a copy of the documents submitted by the person concerned? Thank you in advance for your cooperation and your efforts’.
De Italiaanse autoriteiten hebben op 6 juni 2023 geantwoord dat in Italië de volgende geboortedata staan genoemd: [geboortedatum] 2003, [geboortedatum] 2001 en [geboortedatum] 1999. Verder geven de autoriteiten het volgende aan:
“On 19.08.2020 the foreign national concerned was fingerprinted for illegal border crossing under the a/m alias. He has never applied for international protection in Italy.”
Op 7 juni 2023 hebben de Italiaanse autoriteiten een tweede reactie gegeven waarin eveneens de geboortedata [geboortedatum] 2003 en [geboortedatum] 1999 zijn genoemd. Verder vermelden de autoriteiten het volgende:
“On [datum] the foreign national concerned was fingerprinted for illegal border crossing under the a/m alias. His date of birth is [geboortedatum] 1999.
No age assessment has been carried out.”
De rechtbank begrijpt uit de verklaringen van de Italiaanse autoriteiten dat de registratie van [geboortedatum] 1999 voor de Italiaanse autoriteiten leidend is en dat de autoriteiten geen leeftijdsonderzoek hebben verricht. De staatssecretaris heeft na ontvangst van de reacties van 6 en 7 juni 2023 niet nogmaals contact gezocht met de Italiaanse autoriteiten. Daarom kan geconcludeerd worden dat de Italiaanse autoriteiten niet op alle door de staatssecretaris gestelde vragen antwoord hebben gegeven. De staatssecretaris heeft dit op de zitting erkend
Beoordeling beroepsgronden
6.1.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende invulling heeft gegeven aan de door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch gegeven opdracht tot het doen van nader onderzoek naar de leeftijdsregistraties bij de Italiaanse autoriteiten. Naar aanleiding van door de staatssecretaris gestelde vragen, hebben de Italiaanse autoriteiten op 6 juni en op 7 juni 2023 gereageerd. De antwoorden van de Italiaanse autoriteiten geven echter geen duidelijkheid over de registratie van de geboortedatum, omdat er nog steeds wordt uitgegaan van twee geboortedata. Het doel van het door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch opgelegde nader onderzoek was om de onduidelijkheden en twijfel over de leeftijdsregistratie weg te nemen. Er is enkel duidelijk geworden dat de Italiaanse autoriteiten geen leeftijdsonderzoek hebben verricht. Het nader onderzoek van de staatssecretaris is summier en voldoet daarom niet. Aan eiser moet gelet op de ‘presumption of minority’ zoals volgt uit het arrest Darboe het voordeel van de twijfel worden gegeven waarbij wordt uitgegaan van de geboortedatum op de doopakte.
6.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat uit nader onderzoek bij de Italiaanse autoriteiten is gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 1999 en deze geboortedatum leidend is. Dit blijkt uit de correspondentie van de Italiaanse autoriteiten van 7 juni 2023. Primair stelt de staatssecretaris dat op grond van vaste Afdelingsjurisprudentie [5] en in het bijzonder het interstatelijk vertrouwensbeginsel van deze geboortedatum mag worden uitgegaan. Subsidiair stelt de staatssecretaris dat alleen een zwaardere onderzoeks-en motivatieplicht op hem rust als in een lidstaat meerdere registraties zijn opgenomen die kunnen duiden op zowel een minderjarige als een meerderjarige geboortedatum. Dit is niet van toepassing op de situatie van eiser. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de geboortedatum niet goed zou zijn geregistreerd. [6] Hier is eiser niet in geslaagd.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris nader onderzoek heeft uitgevoerd naar de leeftijdsregistratie in Italië. In zoverre heeft de staatssecretaris uitvoering gegeven aan de in de uitspraak van 6 december 2022 geformuleerde opdracht. De rechtbank is echter van oordeel dat dit nader onderzoek onvoldoende is om de door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch vastgestelde onzorgvuldigheid en onduidelijkheid weg te nemen. Eiser merkt namelijk terecht op dat de resultaten van het nader onderzoek niet inzichtelijk maken waarom Italië de geregistreerde geboortedatum van [geboortedatum] 1999 als leidend beschouwd. Dat de staatssecretaris dit niet hoeft te onderzoeken omdat sprake is van twee registraties die duiden op een meerderjarige geboortedatum volgt de rechtbank niet. Uit rechtsoverweging 28 van de uitspraak van 6 december 2022, zoals hierboven onder 4 weergegeven volgt immers dat de rechtbank óók in het geval van twee meerderjarige registraties nader onderzoek aangewezen achtte. Hiertegen heeft de staatssecretaris geen hoger beroep ingesteld, zodat de rechtbank in deze zaak aan dit rechtsoordeel gebonden is.
Over de wijze waarop de leeftijdsregistratie heeft plaatsgevonden is nu duidelijk dat er (in Italië) geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden. Het blijft echter onduidelijk hoe de leeftijdsregistratie wél tot stand is gekomen. Zo is niet duidelijk of eiser ten tijde van de registratie(s) van de geboortedata toegang had tot een tolk, welke tolk dit was en in welke taal. Het staat vast dat de staatssecretaris wel vragen heeft gesteld over de tolk, maar hier geen antwoord op heeft ontvangen. Evenmin is beantwoord of eiser de mogelijkheid heeft gehad om de geregistreerde geboortedata te controleren en eventueel te wijzigen.
6.4.
De stelling in het bestreden besluit dat eiser niet heeft onderbouwd dat er bij de registratie gebruik is gemaakt van een verkeerde tolk, leidt niet tot een ander oordeel. Dit punt is immers al beoordeeld door de rechtbank in haar uitspraak van 6 december 2022 en mede op grond hiervan is aangenomen dat eiser concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de leeftijdsregistratie in Italië naar voren heeft gebracht. Bovendien heeft verweerder, zo blijkt uit de uitspraak, destijds niet betwist dat eiser is bijgestaan door een tolk Arabisch. Op zitting heeft de staatssecretaris nog gesteld dat de uitspraak van de rechtbank slechts ziet op één van de in Italië verrichte leeftijdsregistraties, omdat eiser heeft verklaard maar één van de twee keer te zijn bijgestaan door een tolk Arabisch. Ook dit leidt niet tot een ander oordeel. De verklaring van eiser dat tijdens de leeftijdsregistratie een tolk Arabisch aanwezig was, ziet op de registratie van de datum [geboortedatum] 1999. [7] Deze datum acht de staatssecretaris leidend. Dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd, maakt niet dat sprake is van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Uit de uitspraak van 6 december 2022 blijkt dat de staatssecretaris in de vorige beroepsprocedure heeft erkend dat identificerende documenten voor Eritreeërs (erg) moeilijk of niet te verkrijgen zijn. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank in haar uitspraak van 6 december 2022 overwogen dat eiser terecht heeft aangevoerd dat niet goed valt in te zien welke identificerende documenten hij nog zou kunnen inbrengen om aannemelijk te maken dat de leeftijdsregistratie in Italië niet klopt.
Ook de omstandigheid dat eiser kort na inreis in Italië door de Nederlandse autoriteiten is geschouwd doet niets af aan de onzorgvuldigheid van het bestreden besluit. Eiser is twee keer geschouwd, waarbij één keer is geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is en één keer dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Dit is voor de staatssecretaris reden geweest om nader onderzoek te doen naar de leeftijd van eiser en hierover navraag te doen bij de Italiaanse autoriteiten.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris de onduidelijkheid omtrent de leeftijdsregistratie in Italië met het nader onderzoek niet weggenomen. Dit betekent dat de staatssecretaris nog steeds niet zonder meer van de in Italië verrichte leeftijdsregistratie kan uitgaan. Dat de bewijslast door het nader onderzoek wederom op eiser zou komen te rusten volgt de rechtbank dan ook niet.
6.4.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het bestreden besluit een zorgvuldige voorbereiding ontbeert en in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen. Zij verklaart het beroep om deze reden gegrond en vernietigt het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

7. Zoals overwogen onder 6.4 is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding. De staatssecretaris heeft namelijk tijdens de zitting van 18 januari 2024 gesteld dat de Italiaanse autoriteiten op 11 januari 2024 wederom zijn verzocht om aanvullende vragen te beantwoorden ten aanzien van de leeftijdsregistratie van eiser. De door de staatssecretaris gestelde vragen komen grotendeels overeen met de vragen zoals deze eerder op 2 juni 2023 aan de autoriteiten zijn gesteld. Hieruit maakt de rechtbank op dat de staatssecretaris nader onderzoek bij de Italiaanse autoriteiten mogelijk acht.
7.1.
Om het gebrek te herstellen moet de staatssecretaris wederom onderzoek verrichten naar de wijze van totstandkoming van de leeftijdsregistraties in Italië. In het bijzonder de leeftijdsregistratie die door de Italiaanse autoriteiten als leidend wordt beschouwd, namelijk [geboortedatum] 1999. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek dient de staatssecretaris opnieuw te beoordelen of van deze registratie kan worden uitgegaan.
De staatssecretaris heeft op zitting opgemerkt dat de kans aanwezig is dat de Italiaanse autoriteiten geen antwoord geven op het informatieverzoek. Indien dat het geval is, of in het geval de antwoorden op de gestelde vragen ontoereikend zijn merkt de rechtbank het volgende op. Op de zitting van 18 januari 2023 is gebleken dat gelet op het tijdsverloop - eiser is inmiddels meerderjarig - het niet meer mogelijk is om een medisch onderzoek als bedoeld in artikel 3.109d, tweede lid, van het Vb 2000 (een medisch botonderzoek) te doen naar de gestelde leeftijd van eiser. Verder heeft de staatssecretaris ter zitting aangegeven dat alle onderzoeksmogelijkheden zijn uitgeput. Dit betekent dat er geen vervolgonderzoek mogelijk is naar de leeftijd van eiser. De rechtbank is van oordeel dat dit voor rekening en risico van de staatssecretaris dient te komen. De staatssecretaris heeft namelijk het bestreden besluit en het daaraan voorafgaande (vernietigde) besluit van 24 januari 2022 dan gebaseerd op een onzorgvuldige leeftijdsregistratie. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser ten tijde van het reeds vernietigde besluit van 24 januari 2022, conform de door hem opgegeven geboortedatum, nog minderjarig was zodat op dat moment vervolgonderzoek nog mogelijk was. De staatssecretaris zal in dat geval uit dienen te gaan van de door eiser gestelde leeftijd. De rechtbank wijst erop dat eiser een geboorteakte heeft overgelegd met de door hem gestelde geboortedatum. De staatssecretaris stelt terecht dat dit geen identificerend document is. Dit betekent echter niet dat er geen betekenis aan toekomt. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de staatssecretaris in de uitspraak van 6 december 2022 heeft erkend dat identificerende documenten voor Eritreeërs moeilijk tot niet te verkrijgen zijn. Dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn geboortedatum maakt dit niet anders. Eiser heeft bij binnenkomst in Nederland en bij de opvolgende gehoren in het kader van de Dublinprocedure verklaard te zijn geboren op [geboortedatum] 2003. Vervolgens heeft hij bij de zienswijze in de Dublinprocedure een kopie van zijn doopakte overgelegd waarin staat opgenomen dat eiser is geboren op [geboortedatum] 2003 en gedoopt op [geboortedatum] 2003. Eiser heeft vervolgens verklaard van zijn ouders begrepen te hebben dat hij op [geboortedatum] 2003 was geboren maar dat dit achteraf zijn doopdatum betreft. De rechtbank komt deze verklaring, mede gelet op het ontbreken van overige identificerende documenten, niet onlogisch voor.
7.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de staatssecretaris de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Hierbij acht zij van belang dat de staatssecretaris op 11 januari 2024 bij de Italiaanse autoriteiten om nadere informatie heeft verzocht. Omdat de staatssecretaris hier geen reactietermijn aan heeft gekoppeld zal de rechtbank aansluiten bij de in artikel 34, vijfde lid, van de Dublinverordening genoemde reactietermijn van 5 weken. Dit betekent dat de Italiaanse autoriteiten uiterlijk op 15 februari 2023 dienen te reageren op het informatieverzoek. Hierna dient de staatssecretaris een nieuwe beslissing te nemen. De rechtbank benadrukt de lange duur van deze procedure, maar acht het ook van belang dat de staatssecretaris voldoende gelegenheid heeft om tot een zorgvuldig besluit te komen. Gelet hierop acht de rechtbank een termijn van zes weken aangewezen.
7.3.
De staatssecretaris moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de staatssecretaris gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de staatssecretaris. In beginsel, ook in de situatie dat de staatssecretaris de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt de staatssecretaris op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt de staatssecretaris in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Uitspraak rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 27 augustus 2021, zaaknummer NL21.8483.
3.Uitspraak rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 6 december 2022, zaaknummer NL22.2820 (niet gepubliceerd).
4.Vergelijk ABRvS van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1453, rechtsoverweging 3.1.
5.Vergelijk ABRvS van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653.
6.ABRvS van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
7.Zie p. 4 van het rapport Aanmeldgehoor Dublin.