In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D. van der Locht, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, waarin de waarde van zijn woning op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 285.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 245.000. De belanghebbende verzocht om een kostenvergoeding van € 128,26 voor een woningwaarderapport, maar de heffingsambtenaar weigerde deze vergoeding. De rechtbank heeft op zitting op 28 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door H. Vloet en de heffingsambtenaar door mr. [naam 1], mr. [naam 2] en mr. [naam 3]. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend, omdat het woningwaarderapport als een automatisch gegenereerd document werd beschouwd, zonder substantiële bijdrage van een taxateur. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook een proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.