ECLI:NL:RBDHA:2024:12120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/6905
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering kostenvergoeding woningwaarderapport in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning, die op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 820.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 730.000. De belanghebbende verzocht om een kostenvergoeding voor een woningwaarderapport dat hij had ingediend, ter waarde van € 128,26. De heffingsambtenaar weigerde deze vergoeding, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.

Tijdens de zitting op 28 juni 2024 werd het woningwaarderapport besproken. De heffingsambtenaar stelde dat het rapport geen deskundigenverslag was en dat het automatisch was gegenereerd, waardoor er geen recht op vergoeding bestond. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding had toegekend, omdat de tijdsbesteding voor het opstellen van het rapport verwaarloosbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook een proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding voor was.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor kostenvergoedingen in belastingzaken en de rol van deskundigenverslagen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat het woningwaarderapport substantieel had bijgedragen aan de uitkomst van het bezwaar, en dat de heffingsambtenaar terecht had geoordeeld over de kostenvergoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/6905

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende(gemachtigde: D. van der Locht),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 12 september 2023 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2023 is vastgesteld op € 820.000 (de beschikking). Bij uitspraak op bezwaar is de waarde van de woning vastgesteld op € 730.000.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2024.
Namens belanghebbende is verschenen H. Vloet, kantoorgenoot van gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , mr. [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een woningwaarderapport ingebracht, ondertekend door [naam 4] , taxateur (de taxateur). Belanghebbende heeft – naast een reguliere kostenvergoeding voor de verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase – verzocht om een kostenvergoeding voor dit rapport ten bedrage van € 128,26 (twee uur à € 53, vermeerderd met btw).
2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar geen kostenvergoeding toegekend voor het ingebrachte woningwaarderapport.
3. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend voor het woningwaarderapport. De bij uitspraak op bezwaar verminderde waarde van de woning is niet in geschil.
4. Belanghebbende stelt dat, gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (de Richtlijn), recht bestaat op een vergoeding van € 128,26. Volgens belanghebbende is voldaan aan de vereisten die aan een deskundigenverslag worden gesteld in het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde Richtsnoer proceskostenvergoeding (het Richtsnoer).
5. De heffingsambtenaar stelt primair dat geen recht bestaat op de kostenvergoeding omdat gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud van het rapport geen sprake is van een deskundigenverslag als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) waarvoor een vergoeding moet worden toegekend. Het woningwaarderapport is volgens de heffingsambtenaar een (vrijwel) volledig automatisch gegenereerde waardeonderbouwing, en bevat geen aanwijzingen dat een taxateur hieraan daadwerkelijk tijd heeft besteed. Bovendien, zo heeft de heffingsambtenaar onweersproken gesteld, heeft het woningwaarderapport niet bijgedragen aan het feit dat het bezwaar gegrond is verklaard. Daaraan lag namelijk slechts ten grondslag dat onvoldoende rekening was gehouden met de staat van onderhoud van de woning. Subsidiair betoogt de heffingsambtenaar dat een kostenvergoeding overeenkomstig de uitspraak van 19 december 2023 van deze rechtbank redelijk is. [1]
6. Een verzoek om een additionele vergoeding op grond van artikel 1, onderdeel b, van het Bpb voor het woningwaarderapport wijst de rechtbank af. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat belanghebbende een woningwaarderapport met slechts “een druk op de knop” automatisch genereert. De daarmee gepaard gaande tijdsbesteding en daaruit voortvloeiende kosten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, verwaarloosbaar. Ter zitting heeft belanghebbende weliswaar nog gesteld dat het automatisch gegenereerde woningwaarderapport nadien wordt gecontroleerd door een taxateur die vervolgens (digitaal) zijn handtekening zet, maar heeft hij hierover tevens opgemerkt dat één en ander niet veel tijd in beslag neemt. Verder inzicht in de aard of tijdsbesteding van deze controlewerkzaamheden heeft belanghebbende niet willen geven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht geen vergoeding heeft toegekend voor kosten (voor het opstellen van het woningwaarderapport) die belanghebbende (in verband met de behandeling van zijn bezwaar) redelijkerwijs heeft moeten maken.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
O. van Petersen, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602.