ECLI:NL:RBDHA:2024:12149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/661907 / FA RK 24-1346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van vakantie en feestdagen, gezagsuitoefening en verzoeken om vervangende toestemming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juni 2024 een beschikking gegeven inzake de verdeling van vakanties en feestdagen, gezagsuitoefening en verzoeken om vervangende toestemming. De vader en moeder van de minderjarige [minderjarige] hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. De vader heeft verzocht om de verdeling van vakanties en feestdagen vast te stellen, de achternaam van de minderjarige te wijzigen, en vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort en voor de behandeling door een kindertherapeut. De moeder heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft op 21 mei 2024 de zaak behandeld en partijen hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft de regeling vastgelegd, waarbij de vakanties en feestdagen om en om worden verdeeld tussen de ouders. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om de achternaam van de minderjarige te wijzigen en om vervangende toestemming voor de kindertherapeut afgewezen, omdat er geen overeenstemming was tussen de ouders en de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om wijziging van de geslachtsnaam. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de naamskeuze.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-1346
Zaaknummer: C/09/661907
Datum beschikking: 18 juni 2024

Verdeling van vakantie en feestdagen, gezagsuitoefening

Beschikking op het op 22 februari 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S.A.S. Matheij te Heemstede.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] (gemeente [gemeente] ),
advocaat: mr. B.L. van Riel te Assen.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek;
  • het aanvullend verzoek van de vader.
Op 21 mei 2024 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Verzoek en verweer

De vader heeft – na aanvulling – in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- de verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen conform het in het verzoekschrift opgenomen schema;
- primair de ambtenaar van de burgerlijke stand de opdracht te geven om de achternaam van de minderjarige [minderjarige] te wijzigen in [achternaam] ;
- subsidiair de man vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van de achternaam van [minderjarige] in [achternaam] ;
- te bepalen dat [minderjarige] van [datum 1] 2024 tot [datum 4] 2024 bij de vader verblijft in verband met zijn bruiloft en de festiviteiten die daaraan vooraf gaan;
- de vader vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] .
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De moeder verzoekt daarnaast:
- vervangende toestemming te verlenen ter vervanging van de toestemming van de
vader om [minderjarige] aan te melden bij en te laten behandelen door therapeute [naam 2] in [gemeente] , althans bij een andere therapeut zonder wachtlijst.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ;
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van 30 juni 2023 van deze rechtbank is – voor zover van belang –:
- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij [minderjarige] bij de vader is vanaf 1 november 2023: van dinsdag uit school tot woensdag naar school en om de week van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur;
- een verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte bepaald waarbij de vakanties en feestdagen vanaf 2024 in onderling overleg worden verdeeld, en waarbij als uitgangspunt geldt dat wanneer [minderjarige] in de herfstvakantie bij moeder verblijft, zij dan in de voorjaarsvakantie van dat jaar bij de vader verblijft.
- De ouders hebben beiden in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Verdeling van de vakanties en feestdagen
Op grond van artikel 1:253a in samenhang met artikel 1:377e lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) alsmede een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onvolledige of onjuiste gegevens is uitgegaan.
De ouders hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de invulling van de vakanties en feestdagen. Zij zijn overeengekomen dat de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
-
Zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren de eerste drie weken bij de
moeder en de laatste drie weken bij de vader. In de oneven jaren is het omgekeerd;
-
Herfst-/voorjaarsvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren in de voorjaarsvakantie
bij de moeder en in de herfstvakantie bij de vader. In de oneven jaren is het omgekeerd;
-
Kerstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij haar vader en de
tweede week bij de moeder. In de oneven jaren is het andersom.
-
Meivakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij haar moeder en de
tweede week bij de vader. In de oneven jaren is het andersom;
-
Kerst:[minderjarige] verblijft van 26 december 10.00 uur (tweede kerstdag) tot 27 december
10
uur bij de ouder bij wie zij gedurende die vakantieweek
niet verblijft;
-
Overige feestdagen:[minderjarige] verblijft in de even jaren met Hemelvaart en Pinksteren
bij de vader en tijdens Pasen (incl. Goede Vrijdag), Koningsdag en Sinterklaasavond bij de moeder. In de oneven jaren is het andersom. Indien één van deze feestdagen in een schoolvakantie valt, is de vakantieverdeling zoals hiervoor benoemd leidend.
De ouders hebben hierop aanvullend nog afgesproken dat voorgaande regeling geldt onder voorbehoud dat dit voor de moeder mogelijk is in verband met haar werk. Omdat zij onregelmatige diensten werkt, wordt een vakantieaanvraag niet altijd gehonoreerd. Indien de werkgever van de moeder na haar vakantieaanvraag aangeeft dat dit niet mogelijk is, dan zullen de ouders in overleg treden over de verdeling van de vakanties en feestdagen.
Nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich tegen deze verdeling van de vakanties en feestdagen verzet, zal de rechtbank dit vastleggen.
De ouders zijn er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over de vraag wanneer de vakantie aanvangt en wanneer er gewisseld wordt in een vakantie die langer dan één week duurt. De rechtbank zal daarom op dit punt een beslissing nemen. De moeder wil graag dat de vakantie pas begint na het eerste weekend, zodat in dat weekend nog de reguliere regeling wordt gevolgd. De rechtbank is echter – zoals door de vader is gesteld – van oordeel dat de vakanties aanvangen na schooltijd op de laatste schooldag en doorlopen tot de maandagochtend naar school op de eerste schooldag. In vakanties die langer dan één week duren start [minderjarige] daarom vanaf vrijdag uit school bij de ouder die de eerste week van de vakantie met [minderjarige] is. Het wisselmoment vindt plaats op vrijdag om 19.00 uur. De laatste week is [minderjarige] tot zondag 19u bij de ouder met wie zij de laatste week doorbrengt. Vanaf dat moment wordt de reguliere regeling weer gevolgd. Dit biedt aan [minderjarige] de meeste duidelijkheid en geeft daarnaast aan de beide ouders de mogelijkheid om in ieder geval één week achtereen met [minderjarige] op vakantie te gaan. Voor zover de moeder zich nog op het standpunt heeft gesteld dat zij daardoor te veel wordt beperkt in de zorgregeling, geldt dat het jaar of vakantie erop volgend de situatie andersom zal zijn, zodat dan juist de moeder de mogelijkheid heeft om langer met [minderjarige] door te brengen.
Gezagsuitoefening
Artikel 1: 253a eerste en tweede lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beide of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd en dat de rechtbank een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Aan de rechtbank liggen in dit kader verzoeken voor inzake het verblijf van [minderjarige] in de week van de bruiloft van de vader, de vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort en voor medische behandeling.
Bruiloft en paspoort
De rechtbank heeft op de zitting een vergelijk tussen partijen beproefd. Zij zijn erin geslaagd om overeenstemming te bereiken over het verblijf van [minderjarige] tijdens de week waarin de vader zijn huwelijksfeest viert en de aanvraag van een paspoort.
De bruiloft van de vader vindt plaats op donderdag [datum 3] 2024. De ouders zijn overeengekomen dat [minderjarige] , in afwijking van de reguliere zorgregeling, op dinsdag [datum 1] 2024 nog bij de moeder zal verblijven en dat zij vanaf woensdag [datum 2] 2024 na schooltijd bij de vader zal zijn tot en met zondag [datum 4] 2024, 19.00 uur. De rechtbank zal deze overeenstemming vastleggen.
Ten aanzien van het paspoort hebben de ouders afgesproken dat de moeder, op kosten van de vader, een paspoort zal aanvragen voor [minderjarige] . De al aanwezige ID-kaart zal de vader onder zich houden. De moeder zal dan het paspoort onder zich houden. De afspraak tussen de ouders leent zich niet voor opname in het dictum, zodat de rechtbank volstaat met opname van de afspraak in het lichaam van de beschikking. De rechtbank gaat er van uit dat de ouders zich hieraan zullen houden.
Vervangende toestemming kindertherapeut
Door de moeder is daarnaast verzocht om vervangende toestemming voor behandeling van [minderjarige] bij traumatherapeut en kindercoach [naam 2] . Tussen de ouders is niet in geschil dat er zorgen zijn over [minderjarige] en dat zij hulpverlening nodig heeft. [minderjarige] vertoont tekenen van stress, plast ineens weer in bed en vertelt fantasieverhalen, zo is ook door school opgemerkt. De ouders hebben hierover verschillende gesprekken gevoerd. De moeder heeft vervolgens op aanraden van de huisarts voornoemde therapeute benaderd en heeft een intakegesprek gevoerd. De therapeute heeft– zonder dat de vader toestemming had gegeven voor de behandeling of met hem gesproken is – geadviseerd om de overnachtingen bij de vader stop te zetten. Gelet op dit zeer verstrekkende advies van de therapeute, dat zij heeft gegeven zonder de vader daarin te betrekken, acht de rechtbank het niet onredelijk dat de vader geen vertrouwen heeft in de onpartijdigheid van deze behandelaar en niet instemt met het volgen van een traject voor [minderjarige] bij haar. Om een succesvolle behandeling en begeleiding voor [minderjarige] mogelijk te maken, acht de rechtbank het van belang dat de beide ouders vertrouwen hebben in het traject. Nu dat door haar handelswijze niet (meer) het geval is bij [naam 2] , zal de rechtbank daarom het primaire verzoek van de moeder afwijzen.
De rechtbank zal ook het subsidiaire verzoek van de moeder, om vervangende toestemming te geven voor een andere (kinder-)therapeut waar geen wachtlijst is, afwijzen. Hoewel de rechtbank – net als de ouders en de Raad – het belang van hulpverlening voor [minderjarige] onderschrijft, kan zij geen ‘blanco’ toestemming geven voor een behandeling. Op de zitting is gesproken over andere mogelijkheden.
Besproken is daarbij dat op 24 mei 2024 op school een bespreking gepland stond, in aanwezigheid van een interne begeleider vanuit school. Het voornemen is daarbij om het Jeugd & Gezinsteam (JGT) van de gemeente [gemeente] eventueel [minderjarige] een dag te laten observeren in de klas. Op die manier kan nader bekeken worden wat er bij haar speelt en welke hulpverlening nodig is. Het JGT kan daarnaast met de beide ouder spreken én de regie voeren in de hulpverlening. De beide ouders hebben ingestemd met dit plan van aanpak, zodat zij weer grotendeels op één lijn liggen als het gaat om de behandeling van [minderjarige] .
Wijziging achternaam
Door de vader is tot slot verzocht om te bepalen dat aan hem vervangende toestemming wordt verleend voor het toevoegen van zijn achternaam aan die van [minderjarige] , in die zin dat zij voortaan ‘ [achternaam] ’ zal heten. De vader wil graag dat [minderjarige] ook zijn achternaam krijgt. Dat is niet alleen praktisch bij bijvoorbeeld reizen of een ziekenhuisbezoek, maar het geeft ook uiting aan de Syrische achtergrond van de vader. Net als de vader heeft ook [minderjarige] zowel de Nederlandse als de Syrische nationaliteit. Het is daarom in haar belang om zowel de achternaam van haar moeder als haar vader te dragen. De moeder geeft echter geen toestemming voor de wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] , zodat de vader zich genoodzaakt ziet een verzoek aan de rechtbank voor te leggen.
De moeder voert verweer. De rechtbank is – evenals de moeder – van oordeel dat het verzoek van de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de overgangsbepaling in de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG) is het voor kinderen geboren op of na 1 januari 2016 mogelijk om onder bepaalde voorwaarden vóór 1 januari 2025 alsnog de achternaam van beide ouders te krijgen. Deze nieuwe keuzemogelijkheid voor een gecombineerde geslachtsnaam is een aanvulling op de al bestaande keuzemogelijkheden. De ouders hebben daarbij niet alleen de vrijheid, maar ook de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat aan het kind een geslachtsnaam wordt gegeven. Slagen de ouders er niet in om een keuze te maken, dan is in de wet een zogenaamde ‘vangnetnorm’ opgenomen. De wet bepaalt in dat geval welke geslachtsnaam het kind krijgt. Een rechter laten beslissen over de geslachtsnaam, miskent de verantwoordelijkheid van beide ouders voor de naamskeuze van een kind. De wetgever heeft er dan ook bewust voor gekozen om af te zien van mogelijkheden om een geschil hieromtrent aan de rechtbank voor te leggen. Dat leidt ertoe dat nu de ouders er niet in slagen om een (nieuwe) naamskeuze voor de gecombineerde geslachtsnaam voor [minderjarige] te doen, de vereiste gemeenschappelijke verklaring ontbreekt. Bij het uitblijven van deze keuze vergt zowel de rechtszekerheid als het belang van het kind dat de wet bepaalt welke geslachtsnaam het kind heeft (de vangnetnorm). Dit betekent voor [minderjarige] dat zij haar huidige (enkele) geslachtsnaam behoudt.
Gelet op het voorgaande kan het verzoek van de vader niet slagen, ongeacht de vraag of zijn beweegredenen valide zijn. De rechtbank verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn primaire en subsidiaire verzoeken ten aanzien van het wijzigen van de geslachtsnaam van [minderjarige] ;
bepaalt dat voor [minderjarige] een verdeling van de vakanties en feestdagen zal gelden, waarbij de vakanties en feestdagen als volgt worden verdeeld:
-
Zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren de eerste drie weken bij de
moeder en de laatste drie weken bij de vader. In de oneven jaren is het omgekeerd;
-
Herfst-/voorjaarsvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren in de voorjaarsvakantie
bij de moeder en in de herfstvakantie bij de vader. In de oneven jaren is het omgekeerd;
-
Kerstvakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij haar vader en de
tweede week bij de moeder. In de oneven jaren is het andersom.
-
Meivakantie: in de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij haar moeder en de
tweede week bij de vader. In de oneven jaren is het andersom;
-
Kerst:[minderjarige] verblijft van 26 december 10.00 uur (tweede kerstdag) tot 27 december
10
uur (‘derde kerstdag’) bij de ouder bij wie zij gedurende die vakantieweek
niet verblijft;
-
Overige feestdagen:[minderjarige] verblijft in de even jaren met Hemelvaart en Pinksteren
bij de vader en tijdens Pasen (incl. Goede Vrijdag), Koningsdag en Sinterklaasavond bij de moeder. In de oneven jaren is het andersom. Indien één van deze feestdagen in een schoolvakantie valt, is de vakantieverdeling zoals hiervoor benoemd leidend,
waarbij geldt dat de vakantie aanvangt op de laatste schooldag na schooltijd en eindigt op de maandagochtend voor schooltijd, en dat in vakanties die langer dan één week duren het wisselmoment plaatsvindt op vrijdag om 19.00 uur, waarbij geldt dat indien de werkgever van de moeder na haar verzoek de aangevraagde vakantiedagen niet goedkeurt, de ouders in overleg zullen treden over de verdeling van de vakanties en feestdagen;
bepaalt dat [minderjarige] , in afwijking van de reguliere regeling, vanwege de bruiloft van de vader van woensdag [datum 2] 2024 na schooltijd tot zondag [datum 4] 2024, 19.00 uur bij de vader zal verblijven;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.|
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2024.