ECLI:NL:RBDHA:2024:1218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor medische behandeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, hangende bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘medische behandeling’. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 oktober 2023 was genomen. In dit besluit werd de aanvraag van verzoeker afgewezen en werd hem meegedeeld dat hij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mocht afwachten.

De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat verzoeker een spoedeisend belang had bij de verzochte voorziening, omdat hij niet wilde worden uitgezet terwijl zijn bezwaar nog in behandeling was. De staatssecretaris heeft op 29 januari 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoeker gedurende de behandeling van het bezwaar niet mag worden uitgezet en recht heeft op opvang. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34756

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘medische behandeling’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan verzoeker meegedeeld dat hij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
3. Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat verzoeker gedurende de behandeling van het bezwaar niet wordt uitgezet en recht op opvang behoudt. De staatssecretaris heeft op 29 januari 2024 bericht dat hij zich niet verzet tegen de toewijzing van een voorlopige voorziening. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 (1 punt voor het indienen van het
verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek toe;
 treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege blijft en verzoeker recht op opvang heeft totdat op het bezwaar is beslist;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.