Uitspraak
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat de zaak over?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 april 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft op 4 januari 2024 asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 5 september 2022 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Duitsland, dat is afgewezen. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat dit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen rekening is gehouden met zijn individuele omstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is en dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag niet in behandeling is genomen.
De rechtbank stelt vast dat in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt, wat inhoudt dat verweerder erop mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.