ECLI:NL:RBDHA:2024:12313
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een gemeenschapsonderdaan, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die zijn verblijfsrecht op 7 maart 2023 had beëindigd en zijn aanvraag voor een verblijfsdocument als verzorgende ouder van Nederlandse kinderen had afgewezen. Deze besluiten werden genomen op 1 augustus 2023 en zijn later, op 13 maart 2024, door de minister in de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een vergelijkbare zaak, zaaknummer NL24.15174. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.