ECLI:NL:RBDHA:2024:12323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.26597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Polen gedaan, dat door Polen is aanvaard.

Eiser voert aan dat er voor Polen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat de overdracht daarom moet worden achterwege gelaten. Dit betoog slaagt niet, omdat eiser geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn claims. Daarnaast stelt eiser dat hij niet mag worden overgedragen aan Polen omdat zijn echtgenote in Nederland verblijft en zij volgens religieuze Jezidi traditie in het huwelijk zijn getreden. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser geen beroep kan doen op artikel 9 van de Dublinverordening, omdat zijn echtgenote niet als gezinslid kan worden aangemerkt.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de minister toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat een overdracht onevenredige hardheid zou betekenen. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een huwelijk is voltrokken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26597

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024, samen met de zaak NL24.26598, op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. [2] Polen heeft dit verzoek aanvaard.
Kan er voor Polen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan worden?
5. Eiser voert aan dat er voor Polen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Daarom dient een overdracht achterwege te blijven.
5.1.
Het betoog slaagt niet. Eiser heeft verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit al op in is gegaan en eiser deze gronden in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.
Dient de overdracht achterwege te blijven op grond van artikel 9 van de Dublinverordening?
6. Eiser voert aan dat hij niet mag worden overgedragen aan Polen omdat zijn echtgenote in Nederland verblijft. Eiser en zijn gestelde echtgenote zijn in Nederland volgens religieuze Jezidi traditie in het huwelijk getreden. Op grond van artikel 9 van de Dublinverordening moet zijn asielaanvraag daarom in de nationale procedure worden opgenomen.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser geen beroep kan doen op artikel 9 van de Dublinverordening omdat zijn gestelde echtgenote niet als zijn gezinslid kan worden aangemerkt. De minister heeft er terecht op gewezen dat eiser geen onderbouwing heeft overgelegd die het gestelde religieuze huwelijk aannemelijk maakt. Bovendien heeft eiser in het aanmeldgehoor – het huwelijk zou ten tijde van het aanmeldgehoor al zijn voltrokken – zijn gestelde echtgenote aangeduid als zijn vriendin en niet als zijn vrouw. De rechtbank merkt nog op dat ook als de verklaring over het huwelijk al gevolgd zou worden, het religieuze huwelijk dat in Nederland zou zijn afgesloten geen door de Nederlandse wet erkende huwelijkse verbintenis is, aangezien een dergelijke verbintenis volgens de Nederlandse wet pas na een burgerlijk huwelijk tot stand kan komen. [3] Tot slot overweegt de rechtbank dat een vriendin niet valt onder de definitie van gezinslid van de Dublinverordening. [4]
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
7. Eiser voert aan dat de minister toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening omdat een overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen. Eiser heeft een religieus huwelijk met een vrouw die in Nederland een asielvergunning heeft. Wanneer eiser zou worden overgedragen aan Polen, zou zijn echtgenote op grond van hun religieuze huwelijk – naar Jezidi traditie – hem moeten volgen. Vervolgens zal de immigratiedienst in Polen aan Nederland vragen om eiser en zijn echtgenote over te nemen omdat zij over een Nederlandse verblijfsvergunning beschikt. Om tijd en geld te besparen zou het goed zijn als de minister de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich trekt.
7.1.
Het betoog slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat er geen aanleiding bestaat om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Zoals onder 6.1 overwogen, heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen hem en zijn gestelde echtgenote een huwelijk is voltrokken. Anders dan eiser heeft gesteld, is het niet onmogelijk voor eiser en zijn gestelde vrouw om in het burgerlijk huwelijk te treden nu zij haar verblijfplaats in Nederland heeft. [5] Daarnaast overweegt de minister terecht dat de Dublinverordening niet de juiste weg is om een verblijfsvergunning op reguliere gronden te verkrijgen. Het argument dat de gestelde echtgenote eiser zou moeten volgen na een overdracht aan Polen leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten dat het gestelde religieuze huwelijk niet aannemelijk is gemaakt, kunnen eventuele gevolgen van een dergelijk huwelijk niet worden betrokken als bijzondere, individuele omstandigheid in het kader van een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening omdat het een niet-erkende verbintenis is in Nederland en eiser zelf voor een dergelijk huwelijk heeft gekozen waardoor de eventuele gevolgen niet als bijzondere individuele omstandigheden kunnen worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening.
3.Artikel 1:68 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 2, aanhef en onder g, van de Dublinverordening.
5.Artikel 1:44, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.