ECLI:NL:RBDHA:2024:12325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.25514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Marokkaanse eiser na internationale bescherming in Portugal

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 wordt het beroep van een Marokkaanse eiser beoordeeld, die zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die naar Oekraïne was gegaan voor zijn studie, vluchtte naar Portugal na de uitbraak van de oorlog in Oekraïne. Hij diende op 15 mei 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, maar deze werd op 20 juni 2024 door de minister afgewezen, omdat de Portugese autoriteiten hem al internationale bescherming hadden verleend. De rechtbank behandelt het beroep op 23 juli 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig is, maar de eiser en zijn gemachtigde niet verschijnen.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De eiser heeft niet kunnen aantonen dat Portugal zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM niet naleeft. De rechtbank stelt vast dat de Portugese autoriteiten de eiser bescherming hebben geboden en dat hij toegang had tot medische zorg en werk. De rechtbank wijst erop dat het aan de eiser is om aan te tonen dat er in Portugal sprake is van tekortkomingen die een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengen.

De eiser betoogt dat hij in Portugal is mishandeld en dat hij psychisch lijdt onder deze ervaringen. Hij heeft echter geen bewijs geleverd dat de Portugese autoriteiten hem niet hebben geholpen of dat hij geen financiële bijstand kan krijgen voor zijn gebitsbehandeling. De rechtbank concludeert dat de minister geen nader onderzoek hoefde te doen naar de mogelijkheid van terugkeer naar Portugal, aangezien de Portugese autoriteiten hebben bevestigd dat de eiser daar kan worden toegelaten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Hij is naar Oekraïne gegaan om daar zijn studie af te maken. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak is hij gevlucht naar Portugal. Hij heeft op 11 mei 2024 Portugal verlaten, omdat hij tijdens werk door mensen is mishandeld. Op 15 mei heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 20 juni 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Portugese autoriteiten aan eiser internationale bescherming hebben verleend.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.25515, op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Eiser heeft al bescherming in Portugal. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Portugal zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM niet naleeft. Eiser krijgt dus ongelijk en de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag blijft in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. De minister heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat uit Eurodac [2] en uit de verklaringen van eiser blijkt dat Portugal eiser internationale bescherming heeft verleend sinds 11 juni 2022. Volgens de minister kan hieruit worden afgeleid dat de Portugese autoriteiten de intentie hebben om eiser te beschermen. Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk dat hij in Portugal toegang had tot medische zorg, hij werk had en een kamer huurde. Ook blijkt uit de verklaringen van eiser dat nadat hij tijdens zijn werk door een groep mannen is mishandeld, de Portugese autoriteiten hem hebben geholpen en voor hem klaar stonden wanneer hij hulp nodig had. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor Portugal niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel of dat Portugal zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM niet naleeft.
Kan de minister voor Portugal uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de omstandigheden in Portugal verre van ideaal waren. Hij is in Portugal mishandeld tijdens zijn werk door vijftien mensen die geen Arabieren willen hebben op de plek waar eiser op dat moment verbleef. Hier is hij door getraumatiseerd en hij leidt hier psychisch onder. Hij heeft van dit incident aangifte gedaan en verschillende pogingen ondernomen om zijn situatie in Portugal te verbeteren. Volgens eiser hebben deze pogingen tot niets geleid. Hij ziet dan ook niet in of er daadwerkelijk mogelijkheden waren geweest om zijn situatie te verbeteren.
Ook heeft eiser last van zijn gebit. Hij wil zijn tanden laten behandelen en is hiervoor naar Nederland gekomen. De behandeling van zijn gebit kon hij in Portugal niet betalen.
Daarnaast heeft eiser zijn hoofdverblijf gewijzigd van Portugal naar Nederland. Hij betoogt dat een wijziging van het hoofdverblijf tot intrekking van de verblijfsvergunning van Portugal zal kunnen leiden. Om die reden is het volgens hem onduidelijk of hij in Portugal nog bescherming geniet. De minister heeft nagelaten om te onderzoeken of eiser kan terugkeren naar Portugal.
Tot slot betoogt eiser dat – anders dan de minister stelt – hij wel een band heeft met Nederland en niet met Portugal. Eiser voelt zich prettig in Nederland. Dit heeft de minister volgens eiser onvoldoende in zijn besluitvorming meegenomen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat derdelanders uit Oekraïne met tijdelijke bescherming aan hun internationale beschermingsstatus de rechten kunnen ontlenen die aan hen zijn toegekend in het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in beginsel vanuit gaan dat lidstaten van de Europese Unie – in dit geval Portugal – die verplichtingen nakomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is en dat in Portugal sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM.
4.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat Portugal niet langer zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM naleeft en daarmee ten aanzien van Portugal niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
4.2.1.
De minister stelt allereerst terecht dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat de Portugese autoriteiten eiser na de mishandeling niet hebben geholpen of eiser niet kunnen of willen helpen. De Portugese politie heeft immers naar aanleiding van de aangifte van eiser videobeelden in beslag genomen en een man opgepakt. Tevens heeft eiser geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat eiser getraumatiseerd is dan wel last heeft van psychische klachten naar aanleiding van de mishandeling. Ook blijkt niet uit de verklaring van eiser dat de Portugese autoriteiten eiser financieel niet kunnen of willen bijstaan met de behandeling van zijn gebit. De minister stelt zich naar oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij de Portugese autoriteiten hiervoor om financiële bijstand verzoekt. Bij een eventuele weigering daarvan kan eiser klagen bij de daartoe bevoegde Portugese autoriteiten, indien eiser meent dat daarmee zijn mensenrechten worden geschonden.
4.2.2.
Het betoog van eiser dat de wijziging van zijn hoofdverblijf naar Nederland tot intrekking van zijn verblijfsvergunning van Portugal zal leiden slaagt niet, omdat uit het claimakkoord van 3 juni 2024 blijkt dat Portugal eiser zal overnemen. De Portugese autoriteiten hebben daarmee in ieder geval gegarandeerd dat eiser tot het Portugese grondgebied zal worden toegelaten. Ook is niet gebleken dat de Portugese autoriteiten het verblijfsrecht van eiser hebben ingetrokken of dat deze zal worden ingetrokken. De minister had daarom geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen naar de vraag of eiser kan terugkeren naar Portugal.
4.2.3.
Tot slot slaagt de stelling niet dat eiser geen band heeft met Portugal. De minister stelt terecht dat omdat eiser een verblijfsvergunning in Portugal heeft, eiser een sterkere band heeft met Portugal dan met Nederland. De enkele stelling van eiser dat hij zich prettig voelt in Nederland is onvoldoende om aan te nemen dat de band met Nederland sterker is. Ook is niet gebleken dat de minister in het bestreden besluit hier onvoldoende rekening mee heeft gehouden.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
5. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Europees systeem voor de vergelijking van vingerafdrukken van asielzoekers.