ECLI:NL:RBDHA:2024:12336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/668611 / JE RK 24-1189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden als gecertificeerde instelling betrokken bij de procedure. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De grootmoeder van de minderjarige, die als belanghebbende is aangemerkt, heeft wel ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij haar grootmoeder woont en dat er zorgen zijn over haar gedrag en ontwikkeling. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft de noodzaak van deze verlengingen onderbouwd met de huidige situatie van de minderjarige, die nog steeds kwetsbaar is en hulp nodig heeft. Er zijn lange wachtlijsten voor diagnostiek, wat de situatie bemoeilijkt.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling benadrukt dat het tempo van de minderjarige leidend is bij het contactherstel met haar moeder. De beslissing om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/668611 / JE RK 24-1189
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de oma],
zijnde de grootmoeder vaderszijde,
hierna te noemen: de oma,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 juni 2024;
- het e-mailbericht van de moeder van 10 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
- de oma.
De moeder is - zoals zij in haar e-mailbericht had aangekondigd - niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief geschreven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de oma deze brief van [minderjarige] aan de kinderrechter overhandigd. De kinderrechter heeft kort de inhoud van de brief verteld en de aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door [naam 2] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de oma.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 augustus 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 20 juli 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 februari 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 20 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in de categorie overig, te weten bij de oma vaderszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg.
3.2.
Daartoe heeft de gecertificeerde instelling aangevoerd dat de gestelde doelen nog niet volledig zijn behaald. [minderjarige] wordt goed verzorgd door de oma en voelt zich daar veilig en op haar gemak. Dat neemt niet weg dat er zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige] . Zij vindt het lastig om gezag te accepteren en heeft de neiging om aandacht te zoeken van jongens. [minderjarige] is daarin kwetsbaar en het is daarom belangrijk dat onderzocht wordt waar haar gedrag vandaan komt en welke hulpverlening zij nodig heeft. Zij staat inmiddels op de wachtlijst voor diagnostiek, maar er is helaas nog geen zicht op wanneer dit kan starten. Verder verloopt de schoolgang van [minderjarige] stroef. Ze is niet gemotiveerd, is het afgelopen jaar te vaak ongeoorloofd afwezig geweest en heeft opstandig gedrag vertoond. Zij heeft een aanzienlijke achterstand opgebouwd en kon haar examens daardoor niet maken. In samenspraak met school en leerplicht heeft zij onder voorwaarden een vrijstelling gekregen tot zij zestien jaar is, zodat zij kan doorstromen naar het MBO. De afgelopen periode is het niet gelukt om te werken aan contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] . [minderjarige] voelt zich steeds meer afgewezen door de moeder en trekt zich daardoor terug. Ze voelt nu geen behoefte om haar moeder te zien. Dit heeft ook te maken met angst om weer afgewezen te worden. De gecertificeerde instelling denkt er daarom over na om een andere instantie in te schakelen om de moeder en [minderjarige] te begeleiden bij het contactherstel. Daarbij kan dan gelijk systeembehandeling ingezet worden, zodat voor de moeder en [minderjarige] inzichtelijk wordt wat zij beiden nodig hebben om contactherstel te realiseren. De gecertificeerde instelling benadrukt dat [minderjarige] niet gedwongen zal worden tot contact als zij daar nog niet klaar voor is. Het is wel noodzakelijk om het gesprek daarover met haar te blijven voeren. Het is positief dat [minderjarige] wel regelmatig contact heeft met haar vader. De gecertificeerde instelling onderzoekt momenteel wat zijn opvoedcapaciteiten zijn en in hoeverre hij een rol kan spelen in het leven van [minderjarige] . Gelet op de zorgen die er nog zijn en de nog in te zetten hulpverlening, verzoekt de gecertificeerde instelling beide kinderbeschermingsmaatregelen te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De oma heeft ingestemd met het verzoek. Ter zitting heeft de oma naar voren gebracht dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat zij niet gedwongen wordt om het contact met de moeder aan te gaan. [minderjarige] wil dat haar tempo gevolgd wordt. [minderjarige] vindt het dan ook benauwend klinken dat er een andere organisatie dan de gecertificeerde instelling betrokken zal worden voor het contactherstel. [minderjarige] heeft regelmatig contact met haar vader en dat verloopt goed. De vader hoopt een rol te kunnen spelen in het leven van [minderjarige] . Er is nog steeds geen diagnostiek en behandeling ingezet voor [minderjarige] . Zij is wel aangemeld voor diagnostiek, maar er zijn lange wachtlijsten. Er is sinds twee weken een nieuwe coach vanuit Westcoaching bij [minderjarige] betrokken. De oma vindt het belangrijk dat er rust komt voor [minderjarige] , zodat zij zich komend jaar kan focussen op school.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . Vanwege forse wachtlijsten voor hulpverlening is het nog altijd niet gelukt om diagnostiek te verrichten. Dit is wel noodzakelijk, zodat duidelijk wordt met welke problematiek [minderjarige] kampt en de juiste behandeling voor haar ingezet kan worden. Daarvoor is het nodig dat [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving heeft. [minderjarige] heeft die veilige en stabiele basis nu bij de oma. [minderjarige] wordt goed verzorgd en zij voelt zich fijn bij de oma thuis. Het is verder belangrijk dat er onderzocht blijft worden hoe het contact tussen de moeder en [minderjarige] hersteld kan worden. [minderjarige] heeft daar zelf een duidelijke mening over en staat op dit moment niet open voor contactherstel. De kinderrechter benadrukt dan ook dat het tempo van [minderjarige] leidend is bij het contactherstel. Het is voor nu belangrijk dat zij zich kan richten op school en toe kan komen aan haar andere ontwikkelingstaken. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] om duidelijkheid te scheppen over waar zij het komende jaar gaat verblijven. Gelet op de zorgen die er nog zijn en de verstoorde verstandhouding tussen de moeder en [minderjarige] , acht de kinderrechter een verlenging van beide kinderbeschermingsmaatregelen voor de verzochte duur noodzakelijk. De kinderrechter wijst het verzoek dan ook toe als verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 20 juli 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier, en op schrift gesteld op 31 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.