ECLI:NL:RBDHA:2024:12343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
09/250216-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging met seksueel geweld

Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee mishandelingen en bedreiging. De feiten vonden plaats op 11 april 2021 in Boskoop, waar de verdachte meerdere vrouwen heeft mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 24 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S. Sleeswijk Visser, de verdachte heeft aangeklaagd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.J. van Bel, heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over hun geloofwaardigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen gedetailleerd en consistent waren, en dat het letsel bij de slachtoffers overeenkwam met hun verklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, maar er was geen sprake van recidive voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen die betrekking hebben op mishandeling en bedreiging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/250216-21
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
Geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 24 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.J. van Bel naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn [naam 1] en/of [naam 2] heeft mishandeld door te slaan/stompen tegen een/de been/benen en/of in het gezicht;
2
hij in of omstreeks
op11 april 2021 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of verkrachting, en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of gijzeling, en/of zware mishandeling, door die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij je bek niet houdt, dan sla ik deze (fles lachgas) tegen je hoofd aan" en/of "Er gaat pas iemand weg als wij seks hebben gehad" en/of dat zij niet weg mochten gaan voordat zij hem gepijpt had(den), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021101463, van de politie eenheid, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 238).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] opgemaakt op 11 april 2021 (p. 18-19), voor zover inhoudende:
Op 10 april 2021 was ik samen met 3 vriendinnen. Dit waren [naam 2] , [naam 1] en [naam 4] . Omstreeks 21:00 uur werden wij opgehaald door een taxi en zijn naar Boskoop gegaan.Op een gegeven moment kreeg [naam 1] ruzie met een jongen. Hij zat continu tegen haar been te schoppen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] tegen haar benen aan het trappen was. Ik zag toen dat hij [naam 2] in haar gezicht sloeg.Hij sloeg haar op de linkerkant van haar gezicht.Ik vroeg toen aan [bijnaam verdachte] of de deur open mocht. Hij zei toen dat dit niet mocht en dat we hem eerst moesten pijpen voordat wij weg mochten. Hij wilde gewoon seks en anders mochten wij niet weg.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] opgemaakt op 11 april 2021 (p. 22-35), voor zover inhoudende:
Gisteravond 10 april 2021 had een vriendin van mij genaamd [naam 1] afgesproken met een vriend van haar, genaamd [naam 5] . Ik zou samen met 2 andere vriendinnen bij [naam 5] en [naam 1] gaan chillen. De 2 vriendinnen met wie ik was, waren [naam 2] en [naam 6] . Wij gingen dus uiteindelijk in Boskoop chillen. [naam 1] en [bijnaam verdachte] kregen ruzie. [bijnaam verdachte] liep tegen [naam 1] aan. Hij sloeg [naam 1] tegen haar been met zijn handen. Hij pakte de lachgasfles op en zei:' als je je bek niet houdt dan sla ik deze tegen je hoofd aan'.Er ontstond een ruzie tussen [naam 2] en [bijnaam verdachte] . [bijnaam verdachte] riep dat er eerst gepijpt moest worden voordat er iemand mocht gaan. Hij riep: 'Er gaat pas iemand weg als wij seks hebben gehad'. Hij stond voor [naam 2] en sloeg haar met zijn hand 1 keer met kracht in het gezicht. U laat mij 4 foto's zien. Op foto 2 herken ik [bijnaam verdachte] . Tijdens dit incident in het pand in Boskoop heb ik alleen met [naam 1] via whatsapp contact gehad over hoe wij weg konden komen. Ook de berichten van gisteravond mag u hebben.
3. Een geschrift, screenshots van app-berichten afkomstig van de telefoon van [naam 4] als bijlage aangeleverd bij het proces-verbaal van aangifte (p.34), voor zover inhoudende:
‘’Kan echt niet he’’, ‘’Je zus wordt geslagen’’.
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] opgemaakt op 11 april 2021 (p. 36-39), voor zover inhoudende:
Gisteravond (de rechtbank begrijpt: 10 april 2021) heb ik afgesproken met mijn beste vriendin [naam 4] , mijn zus [naam 2] en haar beste vriendin [naam 6] . [naam 5] regelde een taxi voor ons en we zijn rond 21:00 uur naar Boskoop gegaan.
Vervolgens gaf [bijnaam verdachte] mij een klap op mijn been. Volgens mij een vuist. Het waren meerdere klappen achter elkaar. Die klappen waren hard en deden mij pijn. De klappen kwamen terecht op mijn linkerbeen, vanaf mijn kuit tot aan mijn zij. Ik zie dat ik nu een blauwe plek heb op mijn onderbeen.Hij zei dat we hem eerst moesten pijpen en dat we daarna pas weg mochten.Hij liep naar mijn zus toe en toen zag ik dat hij haar een klap in haar gezicht gaf.Deze kwam op haar wang terecht. U laat mij vier foto's zien van vier jongens. Ik herken de jongens voor 100%. Foto 2 is [bijnaam verdachte] .
5. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] opgemaakt op 11 april 2021 (p. 50-53), voor zover inhoudende;
Ik heb gisteren, 10 april 2021, gewerkt samen met mijn zusje, [naam 1] en mijn vriendin [naam 6] . We hadden op het werk al af gesproken dat we naar een vriend van mijn zusje zouden gaan in Boskoop. Thuis is er nog een vriendin [naam 4] langs gekomen. We zijn toen met z’n vieren met een taxi naar Boskoop gegaan.[bijnaam verdachte] begon vervelende opmerkingen te maken over dat we alleen weg mochten als we hem zouden pijpen.Ik zag en voelde dat [bijnaam verdachte] met zijn rechter hand, hard tegen mijn wang ter hoogte van mijn oog sloeg. Ik voelde pijn. Ik zag dat hij de lachgas tank dreigend voor mijn gezicht hield en dreigde ook verbaal om mij met die tank te slaan.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 april 2021 (p. 57-60) voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van de aangifte van aangeefster [naam 1] , heb ik verbalisant [verbalisant 1] , met toestemming van Officier van Justitie Mr. H. Mol vier foto's van de
aangehouden verdachten getoond.
Foto 2: Door de aangeefster als [bijnaam verdachte] herkend, blijkt [verdachte] te zijn.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] opgemaakt op 11 april 2021 (p. 62-65) voor zover inhoudende:
Ik zag dat aangeefster [naam 1] op haar linker onderbeen, aan de buitenzijde, een grote blauw/gele plek had. Ik zag dat aangeefster [naam 1] op haar linkerbeen, boven haar knie, een kleine blauwe plek had. Ik zag dat aangeefster [naam 1] op haar linkerbeen, boven haar knie aan de linkerzijde, twee rode plekjes had zitten.
Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
3.4
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feiten 1 en 2 - betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar zijn. De verklaringen moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen die [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 2] kort na het incident tegenover de politie hebben afgelegd, uitgebreid en gedetailleerd zijn. De verklaringen komen inhoudelijk op specifieke en relevante punten overeen. De omstandigheid dat de verklaringen niet op alle relevante punten precies eensluidend zijn doet daaraan niet af. Het kort na het gebeuren door de verbalisant geconstateerde letsel bij [naam 1] past voorts in het relaas van de gebeurtenissen zoals door de aangeefsters weergegeven. Ook het app-gesprek waarin wordt besproken dat [naam 2] wordt geslagen past hierbij. Voor de aanname dat de aangeefsters het verhaal hebben verzonnen omdat zij door de politie thuis gebracht wilden worden, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen en acht deze op grond van bovenstaande bruikbaar voor het bewijs.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. Gelet op de bewezenverklaring en de leesbaarheid wordt het eerste feit opgesplitst in 1a en 1b. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1ahij op 11 april 2021 te Boskoop [naam 1] heeft mishandeld door te slaan tegen
hetbeen;
1b
hij op 11 april 2021 te Boskoop [naam 2] heeft mishandeld door te slaan in het gezicht;
2
hij op 11 april 2021 te Boskoop [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en verkrachting en gijzeling en zware mishandeling, door die [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Als jij je bek niet houdt, dan sla ik deze (fles lachgas) tegen je hoofd aan" en "Er gaat pas iemand weg als wij seks hebben gehad" en dat zij niet weg mochten gaan voordat zij hem gepijpt had(den), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitVerdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen. De slachtoffers waren in de nachtelijke uren een eind van huis vandaan. Zij waren daardoor deels afhankelijk van verdachte. Het gedrag van verdachte heeft bij hen gevoelens van angst te weeg gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte aan,
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 maart 2024 betreffende de verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zij het niet voor een soortgelijk feit. Er is dan ook geen sprake van recidive.
Richtlijnen
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor beide feiten een geldboete vermeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard schulden te hebben. Gelet op de schuldenproblematiek maar ook de omstandigheden waaronder de mishandelingen en de bedreigingen hebben plaatsgevonden acht de rechtbank een geldboete niet passend.
Overschrijding redelijke termijnDe rechtbank stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden. De verdachte is al op 11 april 2021 in verzekering gesteld. De rechtbank zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straf.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd een taakstraf van 50 uur passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 56, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
eendaadse samenloop van
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat;
en
bedreiging met verkrachting;
en
bedreiging met zware mishandeling;
en
bedreiging met gijzeling, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
50 (VIJFTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
25 (VIJFENTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.E. van Zijl, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Muijsert en mr. L.C. Vos griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 augustus 2024.