ECLI:NL:RBDHA:2024:12347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser na deelname aan demonstratie tegen de regering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Azerbeidzjaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 2 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, waarna de eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 24 juli 2024 was de eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemend gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

De eiser stelde dat hij op 14 mei 2022 had deelgenomen aan een demonstratie in Baku tegen de Azerbeidzjaanse regering. Hij beweerde dat hij vanwege zijn deelname aan deze demonstratie vreest voor vervolging door de autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser over zijn deelname aan de demonstratie oppervlakkig en algemeen waren. Er waren geen documenten overgelegd die de dreiging van arrestatie onderbouwden, en de rechtbank vond de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij te vrezen had voor de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor asiel af, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22230

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 10 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op 18 juli 2024 een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Visser, die waarnam voor zijn gemachtigde, en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Eiser heeft op 10 november 2022 asiel aangevraagd en heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft op 14 mei 2022 in Baku (Azerbeidzjan) deelgenomen aan een demonstratie tegen de regering en de president. Eiser was daar samen met een vriend/collega. Op 15 mei 2022 is laatstgenoemde op de werkplaats gearresteerd waar eiser niet bij aanwezig was. Daarna heeft eiser Azerbeidzjan verlaten. Eiser heeft verder verklaard dat hij tegen de dictatuur is en voor vrijheid van meningsuiting en dat hij de AVP [1] steunt.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de problemen met de autoriteiten vanwege deelname aan een demonstratie.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht.
Gronden van beroep
6. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en heeft daartoe het volgende
-samengevat- aangevoerd. De reden voor eiser om deel te nemen aan de demonstratie was dat hij zijn stem wilde laten horen tegen de slechte leefomstandigheden in Azerbeidzjan en tegen de toenmalige machthebbers. Hij raakte op de hoogte van de demonstratie zonder exact te weten wat daarvoor de directe aanleiding was. Eiser had het gevoel om deel te moeten nemen vanwege zijn persoonlijke redenen. Tijdens de demonstratie was er veel gedoe, geduw en getrek en heeft eiser gezien dat de politie ingreep, deelnemers heeft mishandeld en dat traangas is gebruikt. Ten aanzien van het arrestatiebevel stelt eiser dat hij een half uur na zijn vriend/collega op het werk is verschenen en dat de manager hem heeft aangeraden om te vluchten vanwege de arrestatie van zijn vriend/collega. Dat heeft eiser toen ook gedaan, zonder verder iets af te wachten. Eiser beschikt niet over een arrestatiebevel en/of een dagvaarding. Het ambtsbericht omschrijft op diverse plekken een toenemende intolerantie jegens oppositie en jegens mensen die een mening uiten die strijdig is met die van de machthebbers. Dat ondersteunt de stelling van eiser dat hij nog steeds te vrezen heeft voor de autoriteiten.
Beoordeling door de rechtbank
7. Tijdens het op 4 april 2023 plaatsgevonden nader gehoor heeft eiser over de demonstratie van 14 mei 2022 -onder andere- het volgende naar voren gebracht:
“(…)
Tijdens de demonstraties waren politieagenten aanwezig en zij maakte foto’s van de aanwezigen. Er zijn veel mensen aangehouden tijdens de demonstratie.(…)
(…)
De politieagenten hebben demonstranten weggejaagd en ze sleurden mensen, vrouwen en kinderen door de straten. De demonstratie was midden in de stad Baku. Het was grootschalig.
(…)
Mensen wilde hun ongenoegen kenbaar maken. Ongenoegen met het huidige regime.(…)
(…)
Het was in het centrum van de stad. Er was een groep van mensen die liepen door de straten. Mensen kwamen erbij en sommige gingen weg. Toen kwamen er gemaskerde mensen, zwarte maskers. Ze begonnen demonstranten met knuppels te mishandelen. Ik heb ook een paar klappen gekregen.
(…)
Ik had eigenlijk geen rol. Ik was demonstrant en ik schreeuwde weg met de dictator. Ik hield mijn rechterhand naar boven toen ik schreeuwde.(…)
(…)
Tot hoe laat hebt u meegedaan aan de demonstratie?
Tot 1 uur.
Bent u al die tijd, vanaf ongeveer half 11 tot 1 uur, bij de demonstratie aanwezig geweest?
Ja.”
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen over de demonstratie zeer oppervlakkig en algemeen zijn. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eisers verklaringen overeenkomen met informatie uit openbare bronnen, maar dat hij niet over persoonlijke details heeft verteld waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk zelf bij de demonstratie aanwezig is geweest. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat van eiser mag worden verwacht dat hij specifieker kan verklaren over hoe de demonstratie precies is verlopen, welke leuzen er werden geroepen, wat er op borden stond en welke mensen een belangrijke rol hadden bij de demonstratie. In aanvulling hierop heeft verweerder van belang mogen achten dat uit openbare bronnen is gebleken dat de demonstratie eerst is tegengehouden, dat de demonstranten zijn omsingeld door de politie en dat er toen door de demonstranten een statement is voorgelezen waarin een eerlijk proces en bestraffing van de schendingen van de rechten van oppositieleden en journalisten is geëist. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat eiser tijdens het nader gehoor hierover niets heeft verklaard. Ook heeft verweerder mogen overwegen dat uit algemene informatie is gebleken dat de directe aanleiding voor de demonstratie de geweldsincidenten tegen journalisten en oppositieleden was, maar dat eiser hierover desgevraagd niets heeft verklaard.
7.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden overwogen dat eisers deelname aan de demonstratie ongeloofwaardig wordt geacht en dat derhalve de door eiser gestelde problemen ten gevolge hiervan evenmin geloofwaardig worden geacht. Los daarvan heeft verweerder de door eiser gestelde problemen ook ongeloofwaardig mogen achten nu eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn problemen. Eiser stelt weliswaar dat er een bevel was gegeven om hem te arresteren, maar hij kan geen arrestatiebevel of dagvaarding overleggen. Evenmin is gebleken dat door eiser inspanningen zijn verricht om deze stukken alsnog te verkrijgen, dan wel andere documenten waaruit de dreiging van arrestatie blijkt. Ook heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard te zijn gevlucht vanwege hetgeen zijn vriend/collega is overkomen, maar dat hij niets kan vertellen over hoe de arrestatie van zijn vriend/collega is verlopen en wat de
-eventuele- bestraffing is geweest. Verweerder heeft het standpunt mogen innemen dat van eiser mag worden verwacht dat hij zich hier meer in had verdiept en hier meer over kan verklaren. De enkele verklaring ter zitting dat zijn vriend/collega spoorloos is en dat ook zijn familie niet weet waar hij is, maakt dat niet anders.
Politieke overtuiging8. In het bestreden besluit heeft verweerder de politieke overtuiging van eiser alsnog geloofwaardig geacht. In dat geval moet verweerder, ook blijkens het IB [2] 2023/77, beoordelen of er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging wegens die politieke overtuiging. Uit het arrest van 21 september 2023 van het Hof van Justitie [3] volgt dat verweerder onderzoek moet verrichten naar alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van eiser en de meer algemene context in zijn land van herkomst.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft voor de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. Verweerder is voldoende deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken dat eiser vanwege zijn politieke overtuiging of verrichte politieke activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Azerbeidzjaanse autoriteiten, dan wel dat verdere profilering tot opposant zal leiden tot repercussies gericht op zijn familie. Verweerder heeft daarbij mogen overwegen dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij slechts zeer gering politiek actief was en tot op heden geen lid is geworden van de AVP. In aanvulling hierop heeft verweerder het standpunt mogen innemen dat niet valt in te zien dat eiser zich in Nederland verder zou willen profileren tot opposant, als hij in het land van herkomst weinig tot geen uiting heeft gegeven aan zijn politieke overtuiging. In de enkele beroepsgrond dat in het ambtsbericht wordt beschreven dat op diverse plekken een toenemende intolerantie is jegens oppositie en jegens mensen die een mening uiten die strijdig is met die van de machtshebbers, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw [4] 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Azerbeidzjaanse Volksfront Partij.
2.Informatiebericht.
3.ECLI:EU:C:2023:688.
4.Vreemdelingenwet.