ECLI:NL:RBDHA:2024:12349

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.28784
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van homoseksuele Nigeriaan wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2024, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt homoseksueel te zijn, heeft op 3 juni 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 11 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren op de zitting. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die eiser heeft ondervonden niet geloofwaardig zijn geacht. Eiser heeft onvoldoende gedetailleerd verklaard over zijn ervaringen en gevoelens, en de minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser te summier en algemeen zijn.

De rechtbank gaat in op de verschillende beroepsgronden van eiser, waaronder het risico van de familie van zijn overleden vriend en de eisen die de minister aan zijn verklaringen heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser zijn homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke situatie en dat de minister niet onterecht heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28784

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 3 juni 2022 (opnieuw) een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben de rechtbank voorafgaand aan de zitting schriftelijk laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister terecht de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is homoseksueel en in Nigeria zoenend in een bar gezien. Hierdoor werden hij en zijn vriend aangevallen. De politie is ingeschakeld, maar eiser wist te ontsnappen. Zijn vriend is wel gepakt en, zo heeft eiser later van zijn moeder vernomen, overleden. De familie van zijn vriend geeft eiser de schuld van het overlijden. Omdat het voor eiser als homoseksueel niet veilig is in Nigeria heeft hij zijn land verlaten. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser voor de familie van zijn overleden vriend en voor de politie. Ook wil eiser zijn geaardheid niet langer verbergen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1.
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen.
Hoewel eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond met documenten, houdt de minister voor deze procedure de door eiser verstrekte gegevens aan. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser zeer summier, algemeen en niet uitgebreid en authentiek heeft verklaard over zijn geaardheid. De homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen zijn dan ook niet geloofwaardig geacht. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
De beroepsgronden
6. Eiser stelt dat de minister ten onrechte het risico van de zijde van de familie van zijn vriend niet als asielmotief heeft aangemerkt. Het door eiser gestelde risico bestaat ook los van de seksuele geaardheid van eiser. Vervolgens stelt eiser dat de minister zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister stelt onredelijke eisen aan hem met betrekking tot zijn vermogen om meer gedetailleerd en meer diepgaand te verklaren over zijn gevoelens voor mannen dan wel met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid. Voorts is eiser van mening dat de minister eisers kennis van de LHBTI situatie in Nederland en zijn deelname aan diverse activiteiten van deze gemeenschap over een langere periode onvoldoende in zijn beslissing heeft betrokken. Tot slot betoogt eiser dat de minister ten onrechte de inhoud van de ingediende correcties en aanvullingen niet volledig bij de besluitvorming heeft betrokken.
Overwegingen van de rechtbank
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan eisers asielrelaas geen geloof kan worden gehecht. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser over een aantal essentiële onderdelen van zijn asielrelaas onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard, waardoor hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gestelde homoseksualiteit. Bovendien heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn.
Risico van de zijde van de familie van eisers vriend
7.1.
De rechtbank is, anders dan eiser, van oordeel dat ‘de angst voor de familie van eisers overleden vriend’ door de minister niet ten onrechte onder het asielmotief ‘de homoseksuele geaardheid en de daardoor ondervonden problemen’ is geschaard. Eiser zelf brengt de gestelde problemen, waaronder het risico van de zijde van de familie van zijn vriend, immers rechtstreeks in verband met zijn gestelde homoseksualiteit. De problemen komen voort uit de gestelde homoseksualiteit en zijn aldus onlosmakelijk met dat asielmotief verbonden. Daarbij is de minister concreet ingegaan op datgene wat eiser over de problemen met de familie van zijn vriend heeft benoemd. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de beschikking onzorgvuldig is voorbereid enkel en alleen omdat dit punt niet als afzonderlijk asielmotief is aangemerkt.
Eisen met betrekking tot vermogen om te verklaren over homoseksualiteit
7.2.
De minister heeft van eiser, ondanks zijn karakter, mogen verwachten dat hij inzicht kan geven in hoe hij de ontwikkeling van zijn homoseksuele geaardheid en zijn leven in Nigeria heeft ervaren. Niet is gebleken dat dit van eiser niet kan worden verwacht. Eiser is gevraagd naar zijn eigen ervaringen en belevingen. Eisers verklaring dat hij niet gewend is om over zijn gevoelens voor mannen dan wel met betrekking tot zijn homoseksuele geaardheid te praten, laat staan daarover uit te wijden naar derden toe, heeft de minister niet tot een ander standpunt hoeven brengen, nu eiser ook heeft verklaard dat hij met zijn vriend wel over zijn gevoelens heeft gepraat. De minister heeft van eiser mogen verwachten dat hij kan verklaren hoe hij zijn homoseksuele gevoelens probeerde te normaliseren en te accepteren en hoe dit voor hem was. Naar het oordeel van de rechtbank is hij hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld in het nader gehoor en zijn hem voldoende (aanvullende) vragen gesteld.
Kennis van de LHBTI situatie in Nederland
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eisers verklaring over de LHBTI situatie in Nederland summier en algemeen is. Dat geldt ook voor het deelnemen aan LHBTI-activiteiten door eiser en de vraag hoe hij werd opgevangen. Eiser blijft (te) algemeen en geeft onvoldoende inzicht in wat dit voor hem betekent. De minister heeft zich dan ook op het standpunt mogen stellen dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens over zijn gestelde homoseksualiteit. De door eiser overgelegde foto’s van activiteiten en de brief van LGBT+ Aylum Support en de verklaring van COC Regio Nijmegen hebben de minister niet tot een ander standpunt over eisers verklaringen hoeven brengen. Het is aan eiser om met zijn verklaringen zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser dit onvoldoende heeft gedaan.
Inhoud van de correcties en aanvullingen
7.4.
De rechtbank stelt vast dat de stelling van eiser in beroep, dat de minister niet in overeenstemming met de geldende werkinstructie heeft gehandeld omdat de inhoud van de correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet volledig zijn meegenomen in de bestreden beschikking, niet is onderbouwd. Uit de zienswijze leidt de rechtbank af dat eiser zich bij zijn gemachtigde beter op zijn gemakt voelde en in de correcties en aanvullingen een verduidelijking heeft gegeven van zijn verklaringen tijdens het nader gehoor. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de inhoud van de correcties en aanvullingen niet zondermeer kan worden gevolgd. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt immers dat er meermaals is doorgevraagd op onduidelijkheden. Daarmee heeft de minister eiser de gelegenheid geboden om tegenstrijdigheden te verhelderen. Nu eiser daarin tijdens het nader gehoor niet is geslaagd, kan de enkele stelling dat de situatie anders is verlopen, zonder nadere toelichting waarom de tegenstrijdigheden niet tijdens het nader gehoor zijn weggenomen, niet worden gevolgd. Ook voor het overige is het de rechtbank niet gebleken en is door eiser niet geconcretiseerd dat de minister het door eiser in de correcties en aanvullingen gestelde niet of niet volledig heeft betrokken bij de totstandkoming van het bestreden besluit.
7.5.
Gelet op het voorgaande heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Niet ten onrechte heeft de minister overwogen dat hij op zoek is naar het authentieke verhaal van eiser, maar dat eiser er met zijn summiere en algemene verklaringen niet in is geslaagd dat over te brengen. Ook over de situatie van homoseksuelen in Nigeria en Nederland heeft eiser summier en algemeen verklaard. De omstandigheid dat eiser moeilijk over zijn gevoelens zou kunnen praten – wat overigens niet nader met stukken of anderszins is onderbouwd – laat onverlet dat de minister mag verwachten dat hij een authentiek verhaal vertelt over zijn homoseksuele geaardheid en welke gedachtes en gevoelens hij daarbij had en heeft. Temeer omdat eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit verboden is.
Gestelde problemen
7.6.
Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank eisers verklaringen over de gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De minister heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de bedreiging en fysieke mishandeling, het inschakelen van de politie en het opbellen van eisers oom. Ook heeft de minister eisers verklaring ongerijmd mogen vinden dat eiser onvoorzichtig was door met zijn vriend naar de wc te gaan en al voordat ze daar waren met hem ging zoenen, terwijl hij al zeven jaar in het geheim homoseksueel zou zijn. Verder maakt eiser niet inzichtelijk hoe hij en zijn vriend na de betrapping in de bar hebben kunnen ontsnappen terwijl zij door vijf mannen werden bewaakt en volgens eiser helemaal in elkaar geslagen waren. Ten slotte heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser slechts vaag en summier en zonder onderbouwing verklaart over het overlijden van zijn vriend. Niet is duidelijk geworden dat eiser daarvan de schuld krijgt van de familie van zijn vriend, wat daarvan de reden is en welke problemen eiser daarvan ondervindt.
8. Gelet op eisers verklaringen over zijn gedachten en gevoelens en gelet op zijn verklaringen over de gestelde problemen, heeft de minister niet ten onrechte geconcludeerd tot ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.