2.1.Verzoeker ontvangt sinds hij gezondheidsproblemen kreeg een bijstandsuitkering en heeft na het verbreken van zijn relatie een dreigend dakloos worden afgewend door in 2022 de motorkruiser ‘Blue Boat’ (de boot) te kopen om daarin te wonen. Die boot heeft hij vervolgens zonder toestemming van verweerder sinds medio 2022 in water van Leiden aangemeerd in een passantenhaven aan het Ankerpark en sinds 2 oktober 2023 aan de Zijlsingel. Daar ligt de boot, die door verzoeker permanent wordt bewoond, nog steeds.
3. Verweerder heeft verzoeker tot het bestreden besluit gelegenheid gegeven een woning te vinden. Verzoeker is hierin niet geslaagd. Verweerder heeft vastgesteld dat verzoeker geen aanleiding heeft gezien om een urgentieverklaring aan te vragen en vindt dat hij genoeg gelegenheid heeft gehad om andere woonruimte te vinden. Ook vindt verweerder dat verzoeker zijn boot elders dan in Leiden tijdelijk kan aanleggen. Er is geen (concreet) zicht op legalisatie van de bestaande situatie, aldus verweerder.
4. Verzoeker heeft benadrukt dat hij geen legalisatie van de bestaande situatie beoogt.
Hij wenst een maatwerkvoorziening, in die zin dat verweerder gedoogt dat hij een ligplaats kan innemen ergens in het water van Leiden tot hij (passende) woonruimte heeft gevonden.
5. Niet in geschil is dat verzoeker met het innemen van een ligplaats zonder vergunning handelt in strijd met artikel 3.4.1.1. van de Verordening. Dat verzoeker voor de door hem ingenomen ligplaatsen wel kosten voor liggeld en nutsvoorzieningen betaalt, kan hier niet aan afdoen. Daarbij komt dat het gedurende de periode van 1 november tot 31 maart (winterperiode) is toegestaan om met een boot een passantenligplaats in te nemen gedurende meer dan drie dagen.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
De voorzieningenrechter volgt hier het standpunt van verweerder. De omstandigheden waarin verzoeker zich bevindt verschillen niet in voldoende onderscheidende betekenis van die waarin andere in Leiden dakloos geworden personen met een bijstandsuitkering zich bevinden. Verweerder is niet gehouden om verzoeker toe te staan in strijd met de regelgeving ergens in Leiden met de boot een ligplaats in te nemen totdat verzoeker er in slaagt andere woonruimte te vinden. Hiervan zal bovendien precedentwerking uitgaan. Verweerder heeft door niet handhavend op te treden in 2022 en 2023 verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om woonruimte, waaronder bij voorbeeld kamerhuur, te vinden en daarbij onder meer gewezen op “Divorce Housing”. Niet gebleken is dat verzoeker actief naar een toegestane ligplaats of woonruimte in de woonregio Leiden of daarbuiten heeft gezocht of alle door verweerder genoemde opties heeft benut.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.