In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 15 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie op 18 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 8 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. De wettelijke beslistermijn voor de minister is zes maanden na ontvangst van de aanvraag, maar kan met negen maanden worden verlengd indien er een groot aantal aanvragen tegelijk wordt ingediend.
In deze zaak is de aanvraag op 15 september 2023 ingediend, waardoor de beslistermijn op 15 maart 2024 eindigde. De minister heeft echter de beslistermijn verlengd met negen maanden op basis van het WBV 2023/3, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. Hierdoor was de ingebrekestelling van 18 maart 2024 prematuur, en voldoet het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.