In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een Oekraïense, heeft ingesteld omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar asielaanvraag van 24 februari 2021. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 24 februari 2021 en heeft de minister op 22 december 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn pas aanvangt na afloop van de tijdelijke bescherming, die eindigt op 4 maart 2026. Hierdoor is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.