ECLI:NL:RBDHA:2024:12383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
24.2283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een Oekraïense, heeft ingesteld omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar asielaanvraag van 24 februari 2021. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 24 februari 2021 en heeft de minister op 22 december 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn pas aanvangt na afloop van de tijdelijke bescherming, die eindigt op 4 maart 2026. Hierdoor is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2283

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Oekraïense nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en
de Minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 24 februari 2021.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.
2. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 24 februari 2021. Uit het dossier blijkt dat eiseres met toepassing van artikel 2, eerste lid, sub c, van het Uitvoeringsbesluit [1] onder het toepassingsbereik van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [2] valt. Daarom is artikel 43a van de Vreemdelingenwet 2000 op haar van toepassing. Dat betekent dat de minister binnen zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming op de aanvraag moet beslissen.
3. De tijdelijke bescherming eindigt op 4 maart 2026. Dat betekent dat op dat moment de beslistermijn aanvangt.
4. Eiseres heeft de minister op 22 december 2023 (opnieuw) in gebreke gesteld. Het onder 3. gestelde betekent dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend. Hierdoor was het ook niet mogelijk voor eiseres om een ontvankelijk beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen in te dienen. Daarom is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/328 van de Raad van 4 maart 2022.
2.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001.