ECLI:NL:RBDHA:2024:12395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 2715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake VOG-aanvraag en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een Verklaring omtrent gedrag (VOG), ingediend op 10 januari 2024. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep van verzoeker kennelijk gegrond is, en heeft het niet tijdig beslissen op de VOG-aanvraag vernietigd. Verweerder, de minister van Justitie en Veiligheid, is opgedragen om uiterlijk op 30 april 2024 een besluit te nemen op de VOG-aanvraag. Hierdoor is er geen beroepsprocedure meer aan de gang, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening vanwege het ontbreken van connexiteit.

Desondanks heeft het verzoek om voorlopige voorziening bijgedragen aan de noodzaak voor verweerder om snel te beslissen op de VOG-aanvraag. De voorzieningenrechter heeft verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 april 2024, en een afschrift is op 26 april 2024 aan partijen verzonden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2715
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde mr. J.C. Herrewijnen),
tegen

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.N. Chaudron).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een Verklaring omtrent gedrag (VOG).
1.1.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag
van 10 januari 2024 (SGR 24/2236). Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft stukken en een reactie ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank het beroep van verzoeker onder meer
kennelijk gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op zijn VOG-aanvraag vernietigd en bepaald dat verweerder uiterlijk op 30 april 2024 een besluit moet nemen op de VOG-aanvraag. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek vanwege het ontbreken van connexiteit niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Nu het verzoek om een voorlopige voorziening er wel aan heeft bijgedragen dat
verweerder op korte termijn zal (moeten) beslissen op de VOG-aanvraag, zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek met een waarde per punt van € 875, en een wegingsfactor 0,5 (licht).
Voorts dient verweerder het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter
  • verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,50;
  • draagt verweerder op het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024. De uitspraak is vanwege de daarmee gediende spoed eerder al aan partijen gezonden op 26 april 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.