ECLI:NL:RBDHA:2024:12414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/09/669503 / FA RK 24-5064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een aansluitende zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1995, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), maar de rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, heeft ter zitting aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij de zorgmachtiging niet nodig acht. De advocaat van de betrokkene heeft primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit, stellende dat het verzoek onvoldoende gemotiveerd was en dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg willekeurig waren aangekruist. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene goed meewerkt aan haar behandeling en dat er geen noodzaak is voor verplichte zorg. De rechtbank heeft overwogen dat de officier van justitie aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de stoornis van de betrokkene op dat moment leidde tot ernstig nadeel dat alleen door verplichte zorg kon worden afgewend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg en heeft het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/669503 / FA RK 24-5064
Datum beschikking: 30 juli 2024

Afwijzing verzoek aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de betrokkene] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [accomodatie] te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 juli 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 10 juli 2024 ondertekende medische verklaring van Y. de Kok, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een niet ingevulde zorgkaart;
- een zorgplan van 4 juli 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 juli 2024;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een brief van de officier van justitie van 5 juli 2024, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 juli 2024. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de waarnemend arts, S. Koole;
- de begeleider van de afdeling, [naam] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat het goed met haar gaat. Ze vindt de aanvraag van de zorgmachtiging niet nodig. Mocht de rechtbank besluiten om de zorgmachtiging te verlenen, dan zou ze graag willen dat deze wordt afgegeven voor de duur van zes maanden in plaats van de verzochte duur van twaalf maanden. Betrokkene woont sinds december in een HAT-woning bij [accomodatie] . Ze staat achter de opname in deze setting en zal ook zonder zorgmachtiging meewerken aan de behandeling. Voor haar rijexamen heeft ze zelf besloten om tijdelijk te stoppen met een bepaald soort medicatie, waardoor ze alerter was. Na het behalen van haar rijbewijs is ze op eigen initiatief weer gestart met deze medicatie. Betrokkene heeft de afgelopen maanden stappen vooruit gezet en heeft doelen voor ogen waaraan ze wil werken.
De advocaat van betrokkene bepleit primair de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. In het verzoek wordt slechts verwezen naar het zorgplan en de medische stukken. Hiermee heeft de officier van justitie niet aan zijn wettelijke verplichting voldaan en is het verzoek onvoldoende gemotiveerd. De vormen van verplichte zorg die in het verzoekschrift zijn opgenomen zijn bovendien ogenschijnlijk totaal willekeurig aangekruist (namelijk zo ongeveer allemaal, terwijl niet uit de rest van de stukken blijkt waarom deze nodig zijn) en in het zorgplan is een aantal onzorgvuldigheden opgenomen. Als eerste contactpersoon van betrokkene is bijvoorbeeld haar vader nog steeds vermeld. Haar vader is echter in augustus 2020 overleden, wat deze vermelding voor betrokkene erg pijnlijk maakt. Verder is bijvoorbeeld in de medische verklaring opgenomen dat betrokkene een zwangerschapswens heeft, terwijl het met de huidige medicatie niet mogelijk is om zwanger te raken en hier verder geen enkele uitleg bij wordt gegeven. Al met al concludeert de advocaat dat het verzoek en de onderbouwing daarvan zo slordig zijn en grotendeels bestaan uit knip- en plakwerk, dat daarom de officier daarin niet kan worden ontvangen.
Subsidiair verzoekt de advocaat om afwijzing van het verzoek. Betrokkene neemt haar medicatie in en werkt mee aan de behandeling. Zij heeft zich de afgelopen maanden bewezen en wil niet op straat terecht komen. Er is uitzicht op een woning in het nieuwbouwproject van [accomodatie] , waar zij graag naartoe wil. Betrokkene is op dit moment niet gesloten opgenomen. Ze heeft in het verleden middelen gebruikt, maar is hier zelfstandig vanaf gekomen. Er zijn geen beperkingen nodig op het ontvangen van bezoek. Betrokkene slaapt af en toe niet thuis, maar veroorzaakt geen problemen en er treedt geen ernstig nadeel op. Kortom, geen van de verzochte vormen van zorg zijn in verplichte vorm nodig. Er zou sprake kunnen zijn van ernstig nadeel wanneer zij zou decompenseren, maar in een dergelijk geval kan er door de behandelaren ook zonder zorgmachtiging snel worden ingrepen. Meer subsidiair bepleit de advocaat toewijzing voor maximaal zes maanden. Betrokkene komt van ver en heeft het afgelopen jaar enorme stappen gezet.
De waarnemend arts heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene stabiel is door de begeleiding en de medicatie. Alleen de verlofregeling verloopt af en toe wat moeizaam. Betrokkene mag een nacht per week buiten de instelling verblijven, maar hier houdt ze zich niet altijd aan. Betrokkene werkt mee aan de zorg en stemt in met de opname en medicatie. Betrokkene heeft een uitgebreide voorgeschiedenis. Het gaat op dit moment goed met haar, maar bij decompensatie moet er snel ingegrepen kunnen worden. De zorgmachtiging wordt gezien als vangnet en is uit voorzorg aangevraagd. Er is geen bijzondere reden voor de verzochte termijn van een jaar, anders dan dat dit standaard is bij een verlenging. Niet alle verzochte vormen van verplichte zorg zijn nodig en de duur van een half jaar lijkt
een meer passende termijn dan een jaar. Daarna kan dan, als het zo goed blijft gaan zoals nu, bekeken worden of een verlenging nog nodig is.
De begeleider van betrokkene heeft hierop aangevuld dat het de afgelopen weken goed gaat met de verlofregeling. Het afgelopen half jaar is de inzet van verplichte vormen van zorg niet nodig geweest.

Beoordeling

Op 31 juli 2023 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden tot en met 31 juli 2024.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie in het verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging overweegt de rechtbank als volgt. Het tweede lid van artikel 5:17 Wvggz bepaalt dat de officier van justitie in het verzoekschrift gemotiveerd aangeeft waarom deze van oordeel is dat aan de criteria van verplichte zorg is voldaan, wat het doel is van de verplichte zorg, welke vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging moeten worden opgenomen en op welke wijze is voldaan aan de uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz. In lid 3 van artikel 5:17 Wvggz is bepaald dat de Officier van Justitie bij het verzoekschrift in elk geval voegt a) de medische verklaring, b) de zorgkaart inclusief de bijlagen, c) het zorgplan inclusief de bijlagen, (…), e) de verklaring van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15 (…).
Bij het opstellen van het verzoekschrift zal dus noodzakelijkerwijs samenwerking moeten plaatsvinden met meerdere betrokken partijen, in het bijzonder met de GGZ. De onafhankelijk psychiater en de geneesheer-directeur dienen te beoordelen of er sprake is van een psychische stoornis en de mate waarin die psychische stoornis in de toekomst een dreigend gevaar oplevert voor de persoon zelf of anderen. Die inschatting is primair de expertise en de verantwoordelijkheid van de deskundigen in de GGZ. De officier van justitie brengt zelf de informatie en deskundigheid in die te maken heeft met de handhaving van de strafrechtelijke rechtsorde, zoals politiemutaties en justitiële documentatie, en maakt de juridische vertaalslag van het geheel aan informatie naar een verzoekschrift. In de praktijk is in gebruik geraakt dat de onderbouwing van het verzoek bestaat uit de stukken die door de medisch specialisten zijn opgesteld, simpelweg wegens het gebrek aan medische kennis bij de officier van justitie. Volstaan wordt met een verwijzing naar het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur hieromtrent, zoals in onderhavige zaak. Het alternatief zou zijn dat de officier van justitie de letterlijke bewoordingen uit het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur in het verzoekschrift kopieert. Het verwijzen naar de stukken is een meer praktische, inmiddels gebruikelijke werkwijze, die niet aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staat. De officier van justitie heeft aldus voldaan aan zijn motiveringsplicht zoals bepaald in artikel 5:17 lid 2 Wvggz en de rechtbank zal het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaren in het verzoek.
Inhoudelijk is de rechtbank van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is vast komen te staan dat de stoornis van betrokkene op dit moment leidt tot een ernstig nadeel dat slechts door middel van de toepassing van verplichte zorg kan worden afgewend. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene goed in contact staat met haar behandelaren en dat de inzet van verplichte zorg het afgelopen half jaar niet noodzakelijk is geweest. De waarnemend arts heeft toegelicht dat de zorgmachtiging als een soort voorwaardelijke machtiging zal worden ingezet, maar dat hij niet verwacht dat de huidige bereidheid van betrokkene om in behandeling te blijven het komende half jaar zal veranderen. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van deze omstandigheden een zorgmachtiging niet gerechtvaardigd.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Koole, rechter, bijgestaan door P.S.R. Nieman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 augustus 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.