5.1Ter zitting heeft verweerder erkend dat dit geen belang is dat zwaar in het nadeel van eiseres kan meewegen, en heeft vervolgens primair gesteld dat dit een ongelukkige formulering in het bestreden besluit betreft. Dit volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit én in het verweerschrift heeft verweerder zich (uitgebreid) op het standpunt gesteld dat het restrictieve toelatingsbeleid zwaar in het nadeel van eiseres wordt betrokken. De rechtbank citeert uit het bestreden besluit:
“In de Nederlandse wetgeving is door de wetgever besloten voor welke gezinsleden regulier beleid is opgesteld. Uw grootmoeder valt niet onder deze categorie. Dat betekent dat u voor haar een beroep hebt gedaan op artikel 8 EVRM. Ook weegt hierin mee dat Nederland een restrictief toelatingsbeleid hanteert. Uw grootmoeder heeft nog nooit eerder verblijf in Nederland gehad. Daarom is sprake van een eerste toelating. Zij heeft geen leven opgebouwd in Nederland en ook nooit in Nederland met u samengewoond. Daarom is er geen sprake van inmenging. Dat er geen sprake is van inmenging weegt in uw nadeel in deze belangenafweging.
U stelt dat naar aanleiding van de bundel Ongehoord Onrecht er gesproken zou worden over het herinvoeren van ouderenbeleid dat is afgeschaft in oktober 2012. Uw grootmoeder zou hier voor in aanmerking komen omdat zij Palestijns is, huis en haard heeft verlaten en helemaal alleen is achtergebleven in Syrië. Tot op heden is geen sprake van dit beleid. Daarom rust er alleen een positieve verplichting op de Nederlandse Staat om een mvv te verlenen op grond van artikel 8 EVRM als sprake is van bijzondere omstandigheden. In uw geval is hier geen sprake van. Dat er geen specifiek beleid is opgesteld voor uw grootmoeder en de Nederlandse Staat een restrictief toelatingsbeleid hanteert weegt zwaar in uw nadeel.”
In het verweerschrift van 24 april 2024 heeft verweerder daarover het volgende gesteld:
“(…) Bovendien wordt er een zwaar belang gehecht aan het restrictief toelatingsbeleid en het daarmee samenhangende economisch belang van de staat.”
Naar het oordeel van de rechtbank valt hieruit op geen enkele wijze af te leiden dat dit een ongelukkige formulering betreft. Het standpunt van verweerder dat dit niet heeft meegeteld in de belangenafweging kan de rechtbank gelet op die formuleringen dan ook niet volgen. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank is van oordeel dat dit gebrek niet kan worden gepasseerd, zoals verweerder subsidiair heeft verzocht, gelet op de hiervoor weergegeven citaten waaruit naar voren lijkt te komen dat dit wel degelijk een rol heeft gespeeld in de belangenafweging. Daarbij komt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder ook de volgende belangen in de belangenafweging ten onrechte of onvoldoende gemotiveerd in het nadeel van eiseres heeft betrokken.
Duur van de procedure
6. Eiseres voert aan dat verweerder geen enkel gewicht heeft toegekend aan de extreem lange duur van de procedure, die voor een groot deel te wijten is aan verweerder, waardoor de gevolgen voor de intensiteit van het gezinsleven sinds de komst van de gezinsleden naar Nederland groot zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder de lange duur van de procedure in het voordeel van eiseres heeft meegewogen, en dat verweerder in het bestreden besluit ook heeft overwogen dat die lange duur niet aan eiseres te wijten is. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de intensiteit van het gezinsleven in het land van herkomst in het nadeel van eiseres weegt. Ook de huidige situatie weegt volgens verweerder in het nadeel van eiseres, hoewel het niet haar schuld is dat de aanvraag zo lang heeft geduurd. Verweerder motiveert dit door zich, kort gezegd, op het standpunt te stellen dat de rol van eiseres sinds de komst van de gezinsleden naar Nederland in 2016 kleiner is geworden, en dat niet is gebleken dat de ouders van referent niet kunnen functioneren omdat eiseres niet langer in het gezin verblijft. Bovendien is volgens verweerder niet is gebleken waarom de aanwezigheid van eiseres van belang is voor de ontwikkeling en stabiliteit van referent of zijn broertje en zusjes. Dit weegt volgens verweerder daarom in het nadeel van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat uit deze motivering niet duidelijk blijkt waarom verweerder meent dat de intensiteit van het gezinsleven in Nederland, die het gevolg is van de aan verweerder te wijten lange procedure van meer dan 8 jaar, alsnog in het nadeel van eiseres kan worden meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende duidelijk gemotiveerd op welke wijze deze lange duur dan in het voordeel van eiseres heeft meegewogen. De beroepsgrond slaagt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de hiervoor genoemde overweging ook betrekking op de overweging van verweerder in het bestreden besluit over de belangen van de kinderen. De rechtbank citeert uit het bestreden besluit over de belangen van de kinderen:
“U stelt dat bij het beoordelen van deze banden rekening gehouden moet worden met de minderjarigheid van u, ten tijde van de aanvraag, en van uw overige broertje en zussen. U hebt verklaard dat uw grootmoeder voor u en uw broertje en zusjes als een tweede moeder is. U stelt dat zij tot op heden nog heel erg betrokken is bij de kleinkinderen. Zij waardeert het heel erg dat de jonge kinderen om haar overkomst hebben gevraagd en moet altijd huilen wanneer ze contact heeft met de kleinkinderen.
Dat u minderjarig was ten tijde van de aanvraag, en dat uw broertje en zusjes dit ook waren, weegt in uw voordeel. Dat uw broers en zussen als minderjarige kinderen waren gewend aan uw grootmoeder als gezinslid is begrijpelijk. Niet is gebleken dat zij tot op heden hun grootmoeder bij zich nodig hebben voor hun ontwikkeling. Zoals al eerder overwogen mag van u en uw broertje en zesjes op basis van hun leeftijd verwacht worden dat zij zich steeds meer aanpassen aan de huidige situatie.
Daarnaast wordt er in het kader van de belangen van de kinderen een zwaar gewicht toegekend aan de omstandigheid dat ten tijde van het gezinsleven dat werd uitgeoefend met uw grootmoeder, uw beide biologische ouders altijd in beeld waren. Ook in Nederland zijn en blijven zij de primaire verzorgers. De bescherming van het gezinsleven tussen biologische kinderen en hun ouders weegt zwaarder dan het gezinsleven met een grootouder. De betrokkenheid tussen u, uw broertje en zusjes en uw grootmoeder die u beschrijft getuigen van een gebruikelijke omgang tussen minderjarige kinderen en hun grootouder. Op basis van voorgaande wegen de belangen van de kinderen niet doorslaggevend in het voordeel, en weeg ik in uw nadeel dat het gezinsleven tussen een kleinkind en een grootouder minder bescherming vereist. Hierbij is ook van belang dat is aangevoerd dat het juist uw grootmoeder is die nu verzorgd moet worden, en dit een grotere rol speelt dan haar rol voor de kleinkinderen.”
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat de lange duur van de procedure van belang is bij de weging van de belangen van de kinderen. Het is de rechtbank onduidelijk op welke manier de duur van de procedure, die nog steeds te wijten is aan verweerder, is betrokken bij de belangen van de kinderen.
Situatie in het land van herkomst
8. Eiseres voert verder aan dat verweerder te weinig blijk heeft gegeven van de omstandigheden waarin eiseres leeft. In het bestreden besluit staat dat de gevolgen van de aardbeving in Syrië en de onveiligheid aldaar niet maakt dat er geen binding met het land van herkomst is. Volgens verweerder wordt de veiligheidssituatie in het land van herkomst doorgaans in een asielprocedure beoordeeld en valt die niet onder de reikwijdte van de huidige beoordeling. Ook stelt verweerder dat eiseres een netwerk in Syrië heeft waar zij een beroep op kan doen, dat zij haar hele leven in Syrië heeft verbleven en de taal en cultuur kent. De stelling van eiseres dat het erg onveilig is en dat er daarom geen binding is met Syrië wordt daarom niet gevolgd door verweerder en weegt mee in haar nadeel. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze motivering dat de door eiseres aangevoerde, en niet door verweerder betwiste, omstandigheden niet zijn betrokken bij de belangenafweging. Dit terwijl verweerder bij de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken.
9. De rechtbank overweegt verder dat verweerder in het bestreden besluit de economische belangen op drie manieren in het nadeel van eiseres lijkt te hebben meegewogen. Verweerder heeft overwogen dat eiseres en de gezinsleden over onvoldoende middelen van bestaan beschikken, dat eiseres zonder inkomen gebruik moeten maken van de openbare kas, én dat eiseres voor langere tijd gebruik zal maken van de publieke voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Verweerder heeft het economisch belang van de Staat in het bestreden besluit onder die drie kopjes verdeeld, en daarbij elke keer vermeld dat dit in het nadeel van eiseres uitvalt. Dat het economisch belang in het nadeel van eiseres uitvalt kan de rechtbank volgen, maar het kan niet de bedoeling zijn dat het economisch belang op drie manieren aan eiseres kan worden tegengeworpen, waardoor de afweging van de economische belangen nog zwaarder in het nadeel van eiseres lijkt uit te vallen.
10. De rechtbank komt concluderend tot het oordeel dat verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling heeft betrokken en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt. Het beroep is daarom gegrond.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.