ECLI:NL:RBDHA:2024:1243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL24.01451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de buiten behandeling stelling van een asielaanvraag van een minderjarige

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een minderjarige eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser had op 24 mei 2023 een aanvraag ingediend, maar op 8 januari 2024 werd deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank heeft op 2 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van Nidos.

De rechtbank overweegt dat eiser, die op het moment van vertrek 17 jaar oud was, het belang moet onderkennen van het beschikbaar blijven tijdens de behandeling van zijn asielverzoek. De rechtbank stelt vast dat eiser op 9 oktober 2023 is vertrokken en sindsdien geen contact heeft gehad met zijn gemachtigde of Nidos. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank wijst erop dat de enkele stelling van Nidos dat eiser mogelijk in de war is, niet voldoende onderbouwd is en dat er geen medische stukken zijn overgelegd die dit ondersteunen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door rechter H. Hanssen - Telman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1451

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 24 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 8 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Tevens was aanwezig namens Nidos, [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van eisers asielaanvraag en het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Eiser heeft op 24 mei 2023 de onderhavige asielaanvraag ingediend. Vervolgens is gebleken dat eiser op 9 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken (MOB). Dit volgt uit de registratie bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Op 13 november 2023 heeft de staatssecretaris het voornemen uitgebracht om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat eiser MOB is. Op 23 november 2023 heeft Nidos per brief gereageerd op het voornemen. Zij hebben laten weten dat het onduidelijk is waar eiser verblijft en dat er geen contact meer is geweest na 6 november 2023. Nidos maakt zich wel zorgen om eiser en eiser is door Nidos als vermist opgegeven bij de politie. Hierna heeft de staatssecretaris op 8 januari 2023 het bestreden besluit genomen.
4. De gemachtigde van eiser stelt dat in deze onderhavige zaak niet kan worden gesteld dat er geen procesbelang bestaat bij de beoordeling van het onderhavige besluit, gelet op de omstandigheden zoals die door Nidos bij brief van 23 november 2023 zijn omschreven. Daarbij moet ernstig rekening gehouden worden met psychische problemen of een onvrijwillig vertrek van eiser.
4.1.
Verder is door gemachtigde van eiser gesteld dat het opleggen van een terugkeerbesluit zonder dat de staatssecretaris zich heeft vergewist van het bestaan en beschikbaar zijn van adequate opvang, in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en het arrest TQ van 14 januari 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
5. De rechtbank ziet zich, gelet op het bovenstaande, allereerst voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep nu hij met onbekende bestemming is vertrokken.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5.2
De rechtbank stelt vast dat noch de gemachtigde noch Nidos na 6 november 2023 contact met eiser hebben gehad. Daarbij is eiser ruim vier weken daarvoor al vertrokken uit de opvang. Sinds zijn vertrek uit de opvang heeft eiser geen contact met zijn gemachtigde meer opgenomen. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken, hij geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde en ook ter zitting niet is gebleken van nieuwe informatie, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dat eiser minderjarig zou zijn maakt dit niet anders. Ten tijde van de MOB-melding zou eiser 17 jaar oud zijn. Naar het oordeel van de rechtbank mag ook van een 17-jarige worden verwacht dat hij het belang onderkent van het zich gedurende de behandeling van zijn asielverzoek beschikbaar houden. Dat – zoals door Nidos per brief van 23 november 2023 is gesteld – eiser verdwaald of in de war is, is op geen enkele wijze onderbouwd. De enkele inhoud van het whatsappbericht heeft de staatssecretaris hiertoe onvoldoende mogen achten. Te meer nu, zoals de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt, uit het eerder opgemaakte medische advies van Medifirst van 2 juli 2023, niet volgt dat er sprake is van medische problematiek. Ook voor het overige zijn er geen medische stukken overgelegd, waaruit anders blijkt.
5.3.
In lijn met de vaste rechtspraak over dit onderwerp neemt de rechtbank in dit geval aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming hier in Nederland. Aldus heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen de buiten behandelingstelling van zijn asielaanvraag

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Het beroep hoeft daarom niet meer inhoudelijk te worden besproken. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.