ECLI:NL:RBDHA:2024:12438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilligend besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoekster, die een asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Op 1 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.
De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in overweging genomen. Deze artikelen regelen de veroordeling van een partij in de proceskosten en stellen dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten tot proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van verzoekster onder de WBV 2022/22 valt, wat betekent dat de beslistermijn met negen maanden is verlengd. Verweerder had uiterlijk op 23 december 2023 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van verzoekster prematuur was, waardoor er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. Dit leidt tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.