ECLI:NL:RBDHA:2024:1244
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak heeft eiser op 24 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 11 september 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 26 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 24 oktober 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld op basis van de ingebrekestelling, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Dit is omdat de wettelijke beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, aangezien de werkingsduur van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming is verlengd tot ten minste 4 maart 2024. Hierdoor is de beslistermijn voor alle vreemdelingen die onder deze Richtlijn vallen, waaronder eiser, niet verstreken vóór 4 september 2024.
De rechtbank concludeert dat zonder een geldige ingebrekestelling er geen beroep wegens niet tijdig beslissen kan worden ingediend. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.