Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17680
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoeker,geboren op [geboortedatum],van Syrische nationaliteit,v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. Aygur),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.
Procesverloop
Verzoeker heeft op 23 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 december 2022.
Bij besluit van 6 mei 2024 heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft gereageerd met een voorstel. De rechtbank heeft vervolgens verzoeker verzocht te reageren op het voorstel, maar hij heeft dit niet gedaan.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75
en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door
hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker van 29 december 2022.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten
kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten die verzoeker heeft
gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 875,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.