In deze zaak heeft eiseres, van Ethiopische nationaliteit, op 24 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 27 maart 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 24 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 24 juni 2022, maar de wettelijke beslistermijn is pas aangevangen op 5 september 2023, omdat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van toepassing is.
De beslistermijn van zes maanden eindigt op 5 maart 2024, maar de minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 5 december 2024. De ingebrekestelling van eiseres op 27 maart 2024 is prematuur, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.