ECLI:NL:RBDHA:2024:12517
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Zweden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van de overweging dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 18 juni 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig, ondanks dat hij hiervan op de hoogte was gesteld. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.22742, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft in die andere zaak uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 21 juni 2024, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.