ECLI:NL:RBDHA:2024:12528
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 mei 2024, wordt een verzoek om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Op 28 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroep van verzoeker, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit betekent dat verzoeker recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 mei 2024 en is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. N. Khalloufi.