Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Poolse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 29 juli 2024, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. W.A.E.M. Amesz, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou.
De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had en dat hij zich aan het toezicht had onttrokken. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had eerder een beschikking ontvangen waarin hem werd opgedragen Nederland te verlaten, maar hij had hieraan geen gevolg gegeven. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen lichter middel kon worden toegepast.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.