ECLI:NL:RBDHA:2024:12569
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming op grond van richtlijn 2001/55/EG en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 20 augustus 2023 is genomen. Dit besluit beëindigt verzoeksters recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in richtlijn 2001/55/EG, met ingang van 4 september 2023. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij het niet eens was met de beëindiging van haar tijdelijke bescherming.
Op 1 februari 2024 heeft de minister aangekondigd het bestreden besluit te willen intrekken, maar verzoekster had al beroep ingesteld. Op 9 februari 2024 heeft verzoekster het beroep in een andere zaak, NL23.24355, ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er een beroep aanhangig is. Aangezien verzoekster het beroep tegen het besluit heeft ingetrokken, is er geen beroep meer aanhangig. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.