ECLI:NL:RBDHA:2024:12685
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had op 15 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-verordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag in een andere zaak (zaaknummer NL24.16700), er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Mulder, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.