ECLI:NL:RBDHA:2024:12738
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars – Mast
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door tijdsoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep inzake een asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, heeft op 9 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Na toelating tot de nationale procedure op 5 april 2023, heeft eiser de minister van Asiel en Migratie op 10 oktober 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 29 december 2023 een verweerschrift ingediend, waarna eiser op 26 maart 2024 opnieuw de minister in gebreke heeft gesteld en op 5 april 2024 wederom beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde oorspronkelijk op 5 oktober 2023, maar is verlengd tot negen maanden door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor zijn de ingebrekestellingen van 6 november 2023 en 26 maart 2024 prematuur ingediend, wat betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.