ECLI:NL:RBDHA:2024:12750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 3512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van procescertificaat asbestverwijdering en voorlopige voorziening

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V., tegen het besluit van verweerster, Normec Certification B.V., van 27 maart 2024. Dit besluit schorste het procescertificaat voor asbestverwijdering van verzoekster met ingang van 8 mei 2024 voor een termijn van dertig dagen en gaf haar een formele waarschuwing. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de beoordeling van het geschil een technische beoordeling vereist, waarvoor de procedure van de voorlopige voorziening zich niet goed leent. Daarom is het aangewezen dat Ascert, de onafhankelijke bezwaarcommissie, eerst een advies geeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt verweerster veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht en de proceskosten, vastgesteld op € 1.750,-. De voorzieningenrechter overweegt dat het belang van verzoekster, dat ligt in haar bedrijfsvoering, zwaarder weegt dan het belang van verweerster, dat de volksgezondheid niet in geding mag zijn. Er zijn geen acute gevaren voor de volksgezondheid geconstateerd, wat de beslissing van de voorzieningenrechter ondersteunt.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3512
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2024 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. J.C.L. de Bruijn),
tegen

Normec Certification B.V., verweerster

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van verweerster van 27 maart 2024 (het - primaire - besluit).
1.1.
Met het besluit is het procescertificaat (asbestverwijdering) van verzoekster met ingang van 8 mei 2024 voor een termijn van dertig dagen onvoorwaardelijk geschorst [1] en is aan haar een formele waarschuwing gegeven. Verweerder ziet voorts geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
1.2.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerster heeft de effectuering van het besluit opgeschort tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, vergezeld van
[naam 1], en de gemachtigde van verweerster, vergezeld van [naam 2].
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan op het verzoek.
1.5.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat de beoordeling van het geschil (tevens) een technische beoordeling vergt, waarvoor de procedure van de voorlopige voorziening zich niet goed leent. De voorzieningenrechter acht het aangewezen dat Ascert, die is aangewezen als onafhankelijke bezwaarcommissie, hierover eerst een advies geeft. Daarom valt nu geen oordeel te geven over de inhoud van deze zaak en de eventuele (on)rechtmatigheid van het besluit.
Het verzoek om een voorlopige voorlopige voorziening zal daarom aan de hand van een belangenafweging worden beoordeeld. Het belang van verzoekster is gelegen in haar bedrijfsvoering en andere bedrijven zijn daarvan afhankelijk. Dit is door verweerster niet betwist. Het belang van verweerster dat de volksgezondheid niet in geding mag zijn is op zich een zwaarwegend belang. In deze zaak zijn er, na de bevindingen die in deze zaak aan de orde zijn, bij meerdere inspecties geen afwijkingen meer geconstateerd op dit niveau. Er blijkt niet van een acuut dreigend gevaar voor de volksgezondheid. Gelet hierop en omdat advisering door Ascert aangewezen wordt geacht, weegt het belang van verweerster minder zwaar dan het belang van verzoekster.
De voorzieningenrechter overweegt nog dat verzoekster zegt dat zij corrigerende maatregelen heeft genomen, maar verweerder heeft daarvan geen documenten gezien. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat verzoekster de betreffende documenten zo snel mogelijk ter accordering zal indienen bij verweerster, zodat verweerster deze stukken kan meenemen bij haar beoordeling.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerster aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerster in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op een bedrag van € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het besluit van 27 maart 2024 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 371,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerster in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open

Voetnoten

1.Artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, en artikel 73 van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (het Certificatieschema)