ECLI:NL:RBDHA:2024:12754
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergunningen na Bibob-onderzoek en afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024 uitspraak gedaan op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster V.o.f. en verzoeker h.o.d.n. [handelsnaam]. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen de weigering van de burgemeester van Den Haag om hen een bedrijfsactiviteitenvergunning, exploitatievergunning, Alcoholwet-vergunning en aanwezigheidsvergunning te verlenen, na een Bibob-onderzoek. De burgemeester had op 2 april 2024 de bezwaren ongegrond verklaard, waarbij het advies van het Landelijk Bureau Bibob van 21 september 2023 als basis diende.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De verzoekers konden niet voldoende onderbouwen dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie die zou leiden tot een faillissement. Daarnaast werd opgemerkt dat de besluiten van de burgemeester niet evident onrechtmatig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het Bibob-onderzoek en de verklaringen van verzoeker voldoende aanleiding gaven voor de besluiten van de burgemeester. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier A.J. van Rossum.